In de mallemolen van je gedachten

‘Niet alle gedachten zijn feiten’
(hoe ik Zen ontdekte en weer achter mij liet)

… zo gaan ze maar door, die malende, in knarsing ronddraaiende gedachten, waar niemand een snede droog brood aan verdient, maar die verreweg het grootste deel van het menselijk bestaan schijnen uit te maken.

Gerard Reve, Op weg naar het einde (1963)

Ik heb van kinds af aan een hele onrustige geest gehad die lastig was te temmen. Het was een dolle kermis in mijn gedachtenwereld. Dat zeg ik achteraf. Als kind weet je eigenlijk niet goed wat normaal is. Maar dat het een drukke kermis was in mijn hoofd als kind en adolescent dat staat buiten kijf. Het was ook niet te vergelijken met een dorpskermis met een draaimolen, botsauto’s en een schiettent. Het was meer een groot attractiepark dat een enorme aantrekkingskracht op mijn gedachten uitoefende. Mijn gedachten reden voortdurend als karretjes van een achtbaan door mijn geest. Zonder dat ik er erg in had, zat ik alweer in de volgende rit. Eerst rustig piepend en rammelend naar boven en dan daarna de vrije val, het sensationele gevoel, looping, scherpe bocht naar links, naar rechts, nog een laatste duik naar beneden. Tot stilstand komen. En meteen nog een keer willen. Het was verslavend.
Het gekke is dat je zo’n onrustige geest pas in je leven als een probleem begint te ervaren, wanneer je vastloopt met of door die onrustige geest. Het begint met concentratieverlies en piekeren. Niet meer weten welke kant je op moet gaan. En dan, rond mijn adolescentie – de klassieke identiteitscrisis, als ontwrichtend gevolg. Een onvoorstelbare klotetijd. Ook dat zeg ik achteraf. Perioden van therapie, herstel en ontwikkeling volgden. En nieuwe crises deden zich aan.

Terugkijkend op je crises zie je meer voortekenen, symptomen en patronen dan als je er midden in zit. Maar elke crisis, hoe vervelend ook, zorgde voor meer inzichten. Ik ontdekte een zeer actieve, innerlijke criticus en zware geïnternaliseerde boodschappen van mijn ouders. En allerlei zelf aangeleerde tactieken om de boel dragelijk te houden. Bijvoorbeeld ironie als wapen om gevoelens weg te stoppen. Ik ontdekte vooral een keer op keer falend ik, dat teveel de wereld bekeek door de ogen van anderen. In mijn geest bleven al deze karretjes rijden. Soms was er een relatie tussen de ene groep gedachten en de andere groep. Soms zelfs causale verbanden. Soms was ik in staat om mijn karretje af te haken. Maar bottomline bleef mijn geest een grote, drukke kermis met oude en nieuwe schiettenten, verleidelijke snoepkramen en uitdagende achtbanen.
Tja.


Zo zoek je, soms zwaar strompelend, soms vrolijk fluitend, je weg in de drukke kermis die leven heet. Soms win je, soms verlies je. Elke periode van crisis, herstel en ontwikkeling zorgen ervoor dat je weer weet wie je bent . En, omdat ik op oudere leeftijd ook mijn C-diploma ‘zelf-reddend’ zwemmen heb gehaald, wist ik ook sommige gedragspatronen om te buigen tot minder destructie, meer zelfvertrouwen en meer acceptatie. Ik zeg nu: iedereen is welkom op mijn kermis.

Kwelgeesten

Het enige wat bleef was die onrustige geest. Kwelgeest mag ik wel zeggen. Het is natuurlijk het kip en het ei verhaal. Word je geest onrustig van een gevoel van instabiliteit of zorgt een onrustige geest voor een gevoel van instabiliteit? Is er eerst een gedachte en dan pas een gevoel? Of net andersom? Zijn die gedachten niets anders dan een verzameling synapsen die neuronen afvuren in het brein?
Ook nu word ik onrustig van zulke gedachten, alleen al door ze te formuleren. En denk ik kritisch: klopt die uitspraak wel over synapsen? Onrust. Ik wil eigenlijk gaan fietsen – afstand nemen van al die gedachten. Maar nee. Laat ik mijn verhaal nog even afmaken want het voelt toch wel als belangrijk en nuttig.

Ergens aan het eind van 2010 volgde ik uit nieuwsgierigheid een acht-wekelijkse cursus ‘Mindfulness’. Alleen al het woord beviel me. Je hoofd vol met niks. Hoe bereik je dat? Grondlegger van de theorie was John Kabat-Zinn, een moleculair bioloog uit de VS die in 1979 een therapie had ontwikkeld voor uitbehandelde patiënten met chronische pijn. Een combinatie van yoga, boeddhistische inzichten en meditatie. Ook dat beviel mij. Geen goeroe-achtig type uit India die probeerde mensen te manipuleren met een nieuw geloof maar een wetenschapper.
De cursus Mindfulness was een leerzame ervaring, misschien wel de meest invloedrijke in mijn leven. Tijdens de cursus moest ik naar een rozijn staren en vertellen wat ik zag. Als huiswerkopdracht werd ik uitgenodigd om een week mijn gedachten te laten gaan over de uitspraak ‘gedachten zijn geen feiten’. Ik kwam tot een ontluisterende conclusie. Ik hechtte enorm veel geloof aan mijn gedachten. Ik leefde in mijn gedachten en nam hen bloedserieus. Terwijl ik inmiddels ook wel weet dat veel van mijn gedachten gestuurd en vervormd worden door een perspectief. Ik begon mijn gedachtenwereld te zien (ook weer vanuit een bepaald perspectief) als zo’n ouderwetse kermismolen. Steeds als ik rustig ging zitten op een van de paarden en de molen ging draaien, werd mijn blik vertroebeld door allerlei kronkels: fantasie, onzekerheid, wraakgevoelens, waardeoordelen, jaloezie, verwijten naar anderen en verwijten naar mezelf, volgden zich in een razendsnel tempo op.

Ik ontdekte sowieso dat mijn gedachtewereld niet echt een prettig universum was om in rond te draaien. Niet bepaald inspirerend. De meeste gedachten boden geen nieuwe mogelijkheden, geen oplossingen en veranderden niets aan de situatie die de gedachten opriepen. Ik zou ze ook voor hetzelfde geld niet hoeven uitdenken en kunnen overslaan.
Kortom: ik was onder de indruk van die uitspraak ‘gedachten zijn geen feiten‘ uit de cursus. En het hielp om hier eens over na te denken. Alleen die gedachte al schiep een soort ruimte.
In week 4 van de Mindfulness-cursus kreeg ik nog een uitspraak mee als huiswerk. ‘Je bent niet je eigen gedachten’.
‘Jezus, wat moest ik hier nu weer mee? dacht ik nu oprecht geïrriteerd. Puur rationeel gezien natuurlijk een onzinnige uitspraak, immers: van wie zouden die gedachten anders moeten zijn dan van mij? Hoe langer ik erover nadacht, hoe meer ik ging twijfelen aan mijn eigen overtuigingen. Soms kon je het volkomen mis hebben en klopten je gedachten inderdaad achteraf van geen kanten. Je velde een oordeel over iemand of over een gebeurtenis en later bleek het allemaal heel anders te zitten. Je had de plank volledig mis geslagen. Bovendien: je gedachten komen op en gaan weer weg, heel vaak zonder dat je hier controle over hebt. Zijn zij dan nog wel door jou opgeroepen? Je kunt bijvoorbeeld niet voorspellen wat je volgende gedachten kunnen zijn.
Misschien moest ik het anders formuleren: oké, je hebt gedachten, overtuigingen en geloof over jezelf en anderen maar je bent ze niet altijd. Gedachten ontstaan door een complex spel van factoren uit het verleden en heden en biochemische reacties. Jij bent dus niet je denken volledig. Wie ben je dan wel? Je bent ook de waarnemer van je gedachten. Je kan dat je innerlijke zelf noemen. Je bent misschien ook de stilte tussen je gedachtes door. Die stilte is interessant maar ook heel vaag. Met welk bewustzijn kan je je eigen gedachten waarnemen? En hoe objectief is die waarnemer dan?

Kijken met de ogen van een kind

Na de cursus Mindfulness zocht ik naar oefeningen die mij in contact konden brengen met die vage waarnemer. Want het leek me een aantrekkelijk idee om die kermis in mijn hoofd iets minder hard te kunnen laten draaien. De Zen-cursussen die ik op het web tegenkwam, profileerden zich als ‘training van de geest’ en ‘een oefening in leegte en kalmte’. Dat was precies wat ik nodig had. Ik deed een introductiecursus op de Hoogte Kadijk bij Zen.nl. Zij voerden als logo een figuurtje van Dick Bruna in meditatiehouding. Dat had iets ironisch en relativerends.

Ik deed met interesse de introductiecursus. Mijn grootste angst was geweest vanaf de eerste keer dat ik de zendo bij zen.nl op de Hoogtekadijk binnen stapte, dat ik iets moest gaan doen waar ik geen trek in had. Dat ik in een dogmatisch clubje zou belanden, geleid door een goeroe die mij allerlei spirituele zaken ging opleggen die ik niet kon invoelen en die irritatie zouden oproepen. Maar niets van dit alles. Dat is het mooie aan Zen. Ik hoor persoonlijk vooral in alles wat er gezegd wordt het modernistische adagio van anything goes van de wetenschapsfilosoof Lyotard. Er is een historisch kader met ideeën, maar iedereen is vrij om daar zijn eigen weg in te gaan. Er zijn hoogstens wat regels die de concentratie en aandacht bevorderen. Ook daar moest ik in het begin aan wennen. Vooral het thee-ritueel aan het einde van de les vond ik schokkend. Ik moest zomaar handelingen verrichten die werden gedicteerd door de docent en de groep. Opgevoed in een anti-autoritaire traditie had ik daar in eerste instantie problemen mee. Meteen de eerste keer vroeg ik aan Arthur wat hier de de betekenis van was (je kopje thee pas oppakken als de baas het zegt) en ik kreeg een antwoord waar ik nog vaak aan denk. Hij zei: ‘Marlin, deze handeling heeft op zich geen betekenis maar hij krijgt betekenis omdat we het met zijn allen doen. Dat is de enige zin.’ Daar had ik niet van terug. Ook ontdekte ik dat regels en gedragsnormen niet altijd een beperking van je individuele vrijheid hoeven te betekenen. Integendeel: als we met zijn allen besluiten hoe we iets doen dan kun je juist tijdens rituele handelingen een enorme vrijheid ervaren. Want het schept ruimte….
Zo ontdekte ik gaandeweg bij mezelf vooroordelen over spirituele zaken die je pas kunt verifiëren of falsificeren door het echt te doen. Bijv. twintig minuten stil op een kussen te zitten. Misschien is dat wel Zen: met je Ego en je eigen perspectief geconfronteerd worden.
Later begreep ik in die zin ook dat het primaire figuurtje van Dick Bruna in al zijn eenvoud de gedachte achter Zen goed uitbeeldt. Je kunt, zoals Spinvis zingt, leren kijken met de ogen van je kind. Met een beginners mind op ontdekkingstocht gaan. Dat schept een enorme ruimte tussen de vastgeroeste denkpaarden van de draaimolen waarin ik zit vanaf mijn jeugd. Althans: het kan geen kwaad te rammelen aan de vaste overtuigingen hoe zaken om je heen in elkaar steken. Zen biedt een nieuw perspectief. En tegelijk leer je, zonder wanhoop, constateren dat zo’n nieuw perspectief ook weer één van de velen is en je beperkt. Als een ander perspectief zich aandient kun je daar weer mee verder denken. Die vrijheid heb je. Je kunt je vastklampen aan een drijvend stuk hout maar als er iets anders langs drijft dat beter is, kun je ook weer loslaten. Dat vergt moed. De kunst van het loslaten. De kunst van Zen achterlaten. Dat is ook Zen.

Your Header Sidebar area is currently empty. Hurry up and add some widgets.