J.C. Bloem, ‘Het Gesloten Kerkhof’ (Quiet Though Sad 1947)

Analyse A. parafrase (korte samenvatting van het gedicht) De dichter betreurt dat een oud verlaten kerkhof is ingesloten door de oprukkende stad. Het is de Oosterbegraafplaats die vroeger achter het Koninklijk Instituut voor de Tropen (Tropenmuseum) was gelegen. Hij beseft dat zelfs de herinnering aan dit kerkhof vergankelijk zal zijn . Het menselijk tekort is […]

Bestand 01-04-16 09 29 47

Analyse

A. parafrase
(korte samenvatting van het gedicht)

De dichter betreurt dat een oud verlaten kerkhof is ingesloten door de oprukkende stad. Het is de Oosterbegraafplaats die vroeger achter het Koninklijk Instituut voor de Tropen (Tropenmuseum) was gelegen. Hij beseft dat zelfs de herinnering aan dit kerkhof vergankelijk zal zijn . Het menselijk tekort is zo immens dat zowel degene die dood gaan als degene die moeizaam geliefd en geleefd hebben, uiteindelijk niet rustig kunnen sterven en rustig te beminnen.

B. versleer
(herkennen, benoemen en het op waarde schatten van stijlelementen en beeldspraak)

‘Het Gesloten Kerkhof’ is een traditioneel gedicht met een vast metrum en rijmschema:

Sonnet

1. Strofenbouw
1e strofe: kwatrijn (4 regels)
2e strofe: kwatrijn (4 regels)
(volta: wending)
3e strofe: terzet (3 regels)
4e strofe: terzet (3 regels)

2. Rijm
Er sprake van 2 soorten eindrijm
Mannelijk (1-lettergreep) : tijd – respijt
Vrouwelijk (2-lettergrepen):  omgeven – verdreven

Half rijm door assonantie
(gelijkheid van de klinkers van de beklemtoonde lettergrepen (of klinkerrijm))
r6: verleden leven

Halfrijm door alliteratie
(gelijkheid van de medeklinkers (of medeklinkerrijm).
r5  den dood
r13 die den dood,  liefde lijden,


3. Rijmschema: Italiaans Sonnet

abba (omarmend)
abba
cde (verspringend)
cde

4. Ritme en metrum en versvoet

Metrum:

Eerste kwatrijnen geen metrum; laatste twee strofen: jambe

Elisie
Het weglaten van een onbeklemtoonde klinker of lettergreep, meestal omwille van het metrum of het ritme. (‘t één en ’t ander of   d’ eedlen = de edelen of Neêrland = Nederland) Elisie is vaak een aanleiding om te scanderen.
r9:  hoe kort nog maar geleên?

Antimetrie
(betekent dat het algemene metrum van het gedicht bewust (ter benadrukking van dat woord) dan wel onbewust doorbroken wordt; een lettergreep krijgt dan een klemtoon, terwijl hij deze volgens het metrum niet zou mogen krijgen of andersom)
5. Enjambement
(Als een (dicht)regel afbreekt op de plaats waar de zin logischerwijze zou moeten doorlopen, omdat er geen natuurlijke pauze valt)
als ze, omrand/
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

6. Beeldspraak
Bij beeldspraak worden zaken uit de werkelijkheid met beeldend taalgebruik op een indirecte of figuurlijke manier omschreven. Zo kan de lezer zich iets goed voorstellen, vaak beter dan wanneer iets uit de werkelijkheid direct omschreven wordt. Met originele beeldspraak krijgen teksten en schrijvers een eigen stijl.

Metafoor

Beeldspraak die berust op vergelijking
r6  De in kaden vastgeklonken waterkant

Zuivere metafoor
In een zuivere metafoor wordt een vergelijking gemaakt, maar alleen het beeld wordt genoemd. Het object waar het beeld naar verwijst, is weggelaten
r 11. De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Zolderramen als beeld staan hier voor een schilderijlijsten.

Metonymia
Net als bij de zuivere metafoor wordt bij de metonymia wel het beeld maar niet het object genoemd. Groot verschil is, dat er géén overeenkomst is tussen het beeld en het object

7. Stijlfiguren
Een stijlfiguur is een opvallende, kenmerkende vorm (figuur) van uitdrukken (stijl). In tegenstelling tot beeldspraak hebben stijlfiguren niets met beelden, objecten of figuurlijk taalgebruik te maken; het zijn taaltrucjes.

Hyperbool
r3: Een stukje bos, ter grootte van een krant,
De vergelijking bos en krant is namelijk erg overdreven.

Antithesis
r11: Wonderen verborgen houden en daarna tonen is een tegenstelling.

Paradox
r13: Verregend, op een miezerigen morgen,
r14: Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
De schrijver is domweg gelukkig terwijl hij verregend is en in de stad loopt.

Rhetoriek
r2: En dan: wat is natuur nog in dit land?

Personificatie
r11: ‘Het leven houdt zijn wonderen verborgen tot het ze, opeens, toont in hun hoge staat’

Inversie
(Onderwerp en persoonsvorm omkeren en een zinsdeel er voor zetten)
In de eerste en de een vierde zin van de eerste stofe; in de derde zin van de tweede strofe en de middelste zin in de derde en vierde strofe.

Litotes
(bevestiging door een ontkenning van het tegenovergestelde)
r ‘wie niet veel” in plaat van “niets”

Eufemisme
((spreek uit: uifemisme) is een verzachtende / nette manier van uitdrukken. Meestal doe je dat om iemand niet te kwetsen.)

Understatement
(Bij een understatement zeg je iets ook in voorzichtige bewoording, maar dan met spot.)

C. Interpretatie
( interpretatie van het gedicht, waarbij ook relevante stijlelementen en beeldspraak hun plek moeten krijgen)

-Het kerkhof dat moet verdwijnen staat symbool voor het verlangen naar een verleden dat niet meer bestaat. De ik-persoon verlangt naar zijn jeugd waar ‘Eenzaamheid en geheim’ nog wel bestonden maar ze ‘zijn nu  hooploos heen’. Hij is ouder. Quiet but sad.

-betreuren dat zaken vergankelijk zijn: een mens is vergankelijk want gaat dood, hij rot weg op een kerkhof maar ook dat kerkhof  wordt door de tijd opgenomen en zelfs de herinnering aan dat oude kerkhof verdwijnt:  het toppunt van vergankelijkheid.

Your Header Sidebar area is currently empty. Hurry up and add some widgets.