Q-log van 1 januari 2021
Als ik thuis kom van een rondje fietsen in Noord met vriend E. staat er iemand in de huiskamer op de speaker van een mobiel. Mijn kinderen en mijn vrouw zitten gespannen te luisteren. Ik vang een flard op van iemand die zegt ‘minimaal 5 dagen in quarantaine en dan testen’. Ik loop naar de keuken om mijn bidon te legen. Pas als ik terug kom realiseer ik mij wat er aan de hand is. Mijn zoon is positief getest en mijn vrouw heeft een kennis, die contactonderzoek doet voor de GGD, gebeld voor advies.
Godver, denk ik, we zijn de pineut. Wat dat precies betekent realiseer ik mij nog niet helemaal. Bang ben ik niet. Niet voor de gezondheid voor mijn zoon en ook niet voor mogelijke besmetting van de rest van de familie. Mijn zoon heeft geen klachten. Hij heeft een goede conditie. Dat geldt voor al mijn huisgenoten eigenlijk. Nooit is er iemand ziek. En zelf denk ik, tot groot ongenoegen van mijn vrouw, helemaal dat ik onkwetsbaar ben. Problemen met mijn fysieke gezondheid zijn tot nu alleen maar veroorzaakt door fietsongelukken en die tellen niet mee – gesteld dat fietsverslaving geen ziekte is.
Marc Bonten over de PCR-test
In ieder geval gaan er nu een aantal zaken veranderen, dat is een ding wat zeker is. Omdat ik mezelf onfeilbaar acht, heb ik mij nooit goed verdiept in de technische verhalen rond het virus. Daar schaam ik mij nu een beetje voor. Als historicus ben ik altijd primair geïnteresseerd in de maatschappelijke gevolgen van zo’n virusziekte – niet in de ziekte zelf. En daarvoor was het nog veel te vroeg.
Ik denk aan de stukken van Marc Bonten over de PCR-test die ik, meer plichtmatig, in het vakblaadje waar ik werk, heb gelezen. Mijn eerste gedachte was: zou mijn zoon vals-positief getest zijn? Dan valt het allemaal wel mee. Ook heb ik ergens gelezen (ik weet niet meer waar, volgens mij in de Volkskrant, een stuk van Maarten Keulemans) dat positief bevonden personen in de jonge leeftijd van mijn zoon – als zij nog geen klachten hebben – niet een grote besmettingshaard vormen. Dat is ook de reden dat ik nooit besmettingsgevaar voelde in het bijzijn van jongeren. Dat was natuurlijk naïef. En denk ik nu wel: die pre-symptomatische fase, 2 dagen voor het uitbreken van de ziekte, wanneer zal die beginnen in huize Burkunk want dan is mijn zoon hij wel degelijk besmettelijk. Ook denk ik: wanneer zijn ziekteverloop asymptomatisch blijft dan is het virus na 5 dagen doodverklaard volgens de richtlijn.
Na deze relativerende overpeinzingen kijk ik de kamer rond en zie mijn gezin allemaal actief op hun mobieltje. Dat lijkt de standaardreactie geworden bij calamiteiten.
Wat nu?
Mijn zoon moet in isolatie en wij moeten in quarantaine. Ik maak me wel meteen zorgen of hij dit isolement aankan. Hij heeft grote behoefte aan dagelijks contact met zijn vrienden en hij laat zich niet graag regels opleggen. Een kind van zijn vader.
De deurbel klinkt.
Ik loop naar beneden en zie de krantenjongen staan met een nieuwjaarskaart. Ik doe de deur open en vertel hem dat hij even moet wachten. Terug in de huiskamer vraag ik wie er cash op zak heeft. Daar klinkt het in koor dat we in quarantaine zitten en dat ik niet zo stom moet doen. Dat is waar ook, denk ik sip. Ik scheep bij de deur de jongen af met de smoes dat ik geen cash heb en dat hij maar moet terugkomen.
Ik realiseer mij dat ik ook de afgelopen dagen in contact ben geweest met andere mensen . Woensdag en donderdag ben ik naar mijn werk geweest en een paar collega’s gezien. Terwijl ik wist dat mijn zoon een test had gedaan op woensdag. Ik vertelde mijn collega’s er zelfs over. Omdat ik er eigenlijk 100% van overtuigd was dat die test negatief zou uitvallen is het gewoonweg niet bij mij opgekomen dat ik door mijn aanwezigheid mijn collega’s in gevaar zou kunnen brengen met een mogelijke besmetting. En ik blijf het ook eigenaardig vinden dat als mijn zoon positief blijkt, ik mij voor de periode die aan het wachten op de uitslag voorafgaat niet schuldig hoef te voelen. Het s namelijk heel goed mogelijk dat mijn zoon al een week of twee met het virus rondloopt. Ook toen had hij mij kunnen besmetten en had ik ook een onzichtbare spreader kunnen zijn. Dat is allemaal vrij verwarrend. Tsja, achteraf kun je een koe makkelijk in de kont kijken.
De excuus-appjes vliegen de deur uit
Achteraf denk ik ook dat als hij vanaf woensdag op bed had gelegen met hoge koorts dat ik mij dan veel eerder bewust was geworden van mogelijk besmettingsgevaar en de ernst van de situatie in het algemeen. Dat is een groot nadeel van dat onzichtbare asymptomatische gedoe…
Nu worden we gebeld door de dienstdoende medewerker van de GGZ. Hij heeft net contact gehad met mijn zoon en vertelt ons heel netjes waar wij als huisgenoten mee rekening moeten houden. Nou ja, hij geeft advies. Allemaal heel helder en rationeel. We bedanken hem voor de uitleg en de goede zorgen.
Ik stel een mea culpa-app op en stuur hem door naar in theorie alle mogelijke personen van de afgelopen dagen die ik fysiek gezien heb. Pas nu realiseer ik mij dat ik mijn fietsmaatje van vanochtend ook niets gezegd heb. We reden buiten en op afstand maar toch. Nog een excuus-appje de deur uit. Wordt dat het woord van 2021? De reacties zijn wisselend. De een zegt: ‘kan gebeuren’, de ander: ‘ik baal er wel van’ maar biedt ook meteen aan of hij boodschappen kan doen. Nog een ander baalt flink en besluit om een test te gaan doen omdat zij van plan was om dit weekend naar haar ouders te gaan. Later appte zij mij dat ze negatief was getest en nu gerustgesteld. Nou ja.
De angstkip van Piet Parra
Pfffff… het nieuwe jaar begint verre van zorgeloos voor ons. Die zorgeloosheid had ik nog wel iedereen toegewenst in mijn digitale nieuwjaarsgroet, een groepsfoto van mijn gezin bij de angstvogel van Piet Parra in het Flevopark. Toch maak ik mij weinig echte zorgen.
Een appje van mijn vrouw naar de behulpzame buren, zorgt meteen voor een grote tas met boodschappen voor de deur. Ik ben dankbaar voor de burenhulp. Ook zo’n tas met voedingswaren krijgt een aparte lading. Normaal zo vanzelfsprekend voel ik een soort opwinding dat we toch te eten hebben en dat het ons aan niets ontbreekt.
We installeren ons.
Communicatie met mijn zoon die zich op zijn kamer heeft teruggetrokken, gaat nu via de mobiel. We zetten zijn eten voor zijn deur. Omdat we maar 1 WC hebben (mijn zoon doucht in onze tweede douche-cel) is dat de enige plek waar indirecte transmissie kan plaatsvinden van de virusdeeltjes. Hij krijgt de opdracht dus bij de grote boodschap alles met natte doekjes te ontsmetten.
Bij het zien en ruiken van die doekjes gaan mijn gedachten automatisch naar de baby-tijd van onze kinderen. Hoe vaak heb ik niet zo’n doekje uit de doos getrokken en langs die zachte babybillen gehaald. Het ontroert me. Ook denk ik aan een paper dat ik moest maken in mijn studietijd over de Pest. De Gave Gods. Ik was zo enthousiast over dat boek van Leo Noordegraaf dat ik bijna sociaal-economische geschiedenis als afstudeerrichting koos. Gelukkig dat ik dat niet gedaan heb. Economisch historici overschatten hun rekenwerk. Zij gaan bijna denken omdat ze aardappels op schilderijen kunnen tellen, harde bewijzen te hebben voor hun stellingen. Dat is een illusie. Zelfs zo’n natuurwetenschappelijke studie als geneeskunde (met veel hard bewijs) staat nog voor raadsels bij het analyseren van de werking en verspreiding van een nieuw virus, laat staan dat je als historicus iets zinnigs kan roepen over de verspreiding van een virus in de veertiende eeuw.
Geen quarantaine maar dixaine
Toch is de eerste angstreactie bij mezelf op deze nieuwe situatie ‘historisch redeneren’. Ik vraag mij meteen af hoe men in het verleden omgegaan is met infectieziekten. Wat was het verloop, de bestrijding en het gevolg. Wat zijn de geleerde lessen uit het verleden? De analogie zoeken met de Zwarte Dood in de middeleeuwen is natuurlijk het makkelijkste want lekker veilig heel lang geleden. De Spaanse griep aan het begin van de twintigste eeuw is in die zin al minder leuk want daar kunnen dezelfde tendenzen ook nu nog van kracht zijn.
In het geval van de Pest zou het betekent hebben dat we op ons huis een grote C. geplaatst zouden krijgen en zelfs na de quarantaine (die eigenlijk dixaine zou moeten heten want we gaan niet quarant dagen – zoals in 1400 – maar slechts dix dagen in afzondering) met een ‘witte roede’ naar de AH moeten gaan. Want je blijft verdacht in de ogen van de gezonde burgers. Leprozen moesten met een ratel rondlopen en werden daarom klaplopers genoemd. Ik ben benieuwd wat de buurt voor ons in petto heeft.
