[sleep met de cursor over het beeld om 360 graden te draaien; klik op het blauwe microfoontje voor een luistertekst bij de afbeelding; klik rechts boven voor full screen]
Toehoorder, leer van jezelf…
Wat je hierboven in de 360 graden Thinglink ziet draaien is de omgeving waar het bekende schilderij van Rembrandt De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp heeft gehangen. Het schilderij dat je nu ziet hangen in de ruimte is overigens een reproductie – het origineel hangt in het Mauritshuis te Den Haag. De wanden met geschilderde wapenschilden en Latijnse spreuken is wel authentiek.
Je staat feitelijk midden in de achthoekige torenkamer van de Waag op de Nieuwmarkt in Amsterdam. Hier hield het chirurgijnsgilde in de 17de en de 18e eeuw bijeenkomsten.
Je kunt met je cursor de afbeelding stop zetten en klikken op een object waar je het verhaal achter wilt weten. Wil je zelf door de ruimte wandelen dan kun je de Thinglink het beste op full screen zetten met de knop rechtsboven in de afbeelding. Je kunt ook hieronder verder lezen en af en toe terug scrollen naar de afbeelding aan het begin van het artikel.
Van 1691 tot 1798 was de ruimte boven in de Waag op de Nieuwmarkt te Amsterdam in gebruik als ‘snijkamer’ van het chirurgijnsgilde. Hier werden leden van het gilde – we zouden dit nu een vakorganisatie noemen – onderwezen in de anatomie van het menselijk lichaam. De ruimte geeft ons nog steeds een fascinerend inkijkje in het geneeskundige onderwijs in de 17e en 18e eeuw.
Wanneer je naar de zoldering kijkt, zo’n beetje waar het achtkantige koepeldak begint, zie je schilden van familiewapens van chirurgijns met daaronder dichtregels in het Latijn. Wat willen deze regels de bezoeker van de ruimte vertellen?
Boven het wapenschild van Jan de Breij lees je bijvoorbeeld:
Qui vivi nocuere mali post funera prosunt
(Degenen die bij leven als misdadigers schade toebrachten, zijn na hun dood van voordeel…)
Wanneer je de zinnen, met de klok mee, achter elkaar leest vormen zij een zogenaamd rondschrift. De Amsterdamse letterkundige Caspar Barlaeus (1584-1648) schreef dit gedicht als een moraliserende boodschap aan de bezoeker van de snijzaal waar lijken werden ontleed. In het 17de eeuwse wereldbeeld was het niet vanzelfsprekend dat je dode mensenlichamen (kinderen Gods) open sneedt om te onderzoeken. Het rondschrift van Barlaeus wil de bezoeker overtuigen dat deze ogenschijnlijk godslasterlijke handeling toch van grote waarde is.
Na hun dood van voordeel
Degenen die bij leven als misdadigers schade toebrachten, zijn na hun dood van voordeel,
en de gezondheid verkrijgt op grond van diezelfde dood winst.
Het stoffelijk overschot onderwijst zonder stem,
en lichaamsdelen, ook al zijn ze dood, verhinderen dat wij op dezelfde manier sterven.
Voorhoofd, vinger, nier, tong, hoofd, hart, long, brein, botten, en handen geven jou als levende de aanwijzingen.
Toehoorder, leer van jezelf, en als je de afzonderlijke delen doorloopt, geloof dan dat in het kleinste onderdeel God verborgen is.
Barlaeus’ gedicht spreekt ons belerend toe. De dode lichamen van criminelen zijn van waarde voor de heelkunst. Het heeft niet alleen praktisch nut maar ook een religieuze betekenis om een dood lichaam te bestuderen. In elk ontleedt detail zit ‘God verborgen verborgen’.
Wanneer we verder de wanden bekijken van de ruimte zien we veel handgeschilderde wapenschilden. Elke chirurgijn die lid werd van het gilde liet zijn familiewapen afbeelden in de ruimte. Soms ook met een kwinkslag. Het wapenschild van chirurgijn Pieter Muyser, helemaal in de nok van de torenkamer, toont een kat met een muis in zijn bek.
Wanneer we onze ogen lagen dwalen langs de wanden van de torenkamer dan wordt onze aandacht getrokken naar de kopie van het schilderij van Rembrandt. Welke functie heeft dit schilderij gehad in deze ruimte?
De anatomische les van Dr Nicolaes Tulp
De anatomische les van Dr Nicolaes Tulp toont ons een ietwat somber groepsportret van bebaarde, nieuwsgierige chirurgijnen met witte kragen en een opgewekte docent. Het werd door Rembrandt in 1632 geschilderd. De in Leiden geboren molenaarszoon was toen 26. Hij woonde in Amsterdam in het atelier van kunsthandelaar Van Uylenburgh, een paar straten verwijderd van de Waag.
Het schilderij hangt nu in het Mauritshuis te Den Haag – netjes tentoongesteld in een museum. Maar voor een museum is het nooit gemaakt en ook niet voor Prins Maurits.
Rembrandt schilderde voor het chirurgijnsgilde een groepsportret
Rembrandt kreeg in 1631 de opdracht van het Amsterdamse chirurgijnsgilde om van hen een groepsportret te schilderen. Veel gilden in het 17de eeuwse Amsterdam gaven kunstschilders de opdracht hen vast te leggen . Met een dergelijk schilderij zou hun roem en aanzien worden vereeuwigd. Aan de wand van hun gildekamer zou het portret als voorbeeld kunnen dienen voor toekomstige chirurgijns en de rest van de wereld.
Laten we eens inzoomen op details van het schilderij.
Het schilderij toont ons een college van Dr. Nicolaes Tulp, de enige persoon die een hoed draagt en kennelijk van hogere statuur is dan de rest. Nicolaes Tulp (geboren als Claes Pieterszoon) was aan de universiteit van Leiden opgeleid tot een medicinae doctor. Hij vestigde zich in Amsterdam en verwierf snel onder de Amsterdamse kooplieden bekendheid als een deskundig geneesheer. Ook maakte hij in bestuurlijk opzicht carrière. In 1622 werd hij toegelaten tot de schepenen van de stad. Als wapen voor zijn schepenzegel koos hij een tulp. Het motief gebruikte hij ook op het uithangbord aan zijn huis (op Keizersgracht 210). Hij veranderde zijn naam in Nicolaes Tulp. Het werk dat Dr Tulp deed kun je vergelijken met dat van de huisarts of internist van tegenwoordig. Hij hield spreekuur, schreef recepten voor en gaf adviezen over kwalen en ziektes. Bij een ingreep riep hij de hulp in van een chirurgijn.
In 1628 werd Dr. Tulp benoemd tot praelector anatomiae (voorlezer in de anatomie) van het chirurgijnsgilde. Dat college vergaderde toen nog in de Pietershal, de voormalige kapel van het Pietersklooster aan de Nes. Het is niet onwaarschijnlijk dat Rembrandt de chirurgijns op die plek situeerde. In de donkere achtergrond van het schilderij kun je een boog herkennen, een alkoof en rechts achter Tulp een pilaar. Rembrandt maakte waarschijnlijk schetsen tijdens de lessen die hij in zijn atelier verder uitwerkte.
Pas in 1691, dus zo’n 60 jaar nadat Rembrandt de Anatomische les schilderde, bouwde het chirurgijnsgilde in de torenkamer van de Waag een echt anatomisch theater naar Leids model.
Het theatrum anatomicum is een soort houten arena met meerder verdiepingen. Een ronde stellage met sta-bankjes, en met een snijtafel in het midden, zorgde ervoor dat alle toehoorders de les van de praelector anatomiae goed konden volgen. In de huidige ruimte is het theatrum niet meer aanwezig maar het kost niet veel moeite om op basis van het Leids model je voor te stellen hoe dit er uit moet hebben gezien.
Welke functie heeft een chirurgijn in de 17de eeuw?
De personen die het college bijwonen van Dr Tulp op het schilderij zijn chirurgijns, na hun meesterproef droegen zij ook de naam heelmeesters. De chirurgijns waren geen academisch opgeleide artsen; zij hadden een winkeltje in de stad, aanvankelijk als barbiers. Op den duur voerden zij vooral de praktisch werkzaamheden uit binnen het medische vak: het verwijderen van galstenen, staar en uitwendige kwalen, het lichten van schedels, het aderlaten, het zetten van bloedzuigers, het toedienen van lavementen en het ‘koppen’. Daarbij zetten ze een heet glas op de huid om een infectie ‘eruit te trekken’.
Welke functie heeft de praelector ?
Een praelector anatomiae als Dr. N. Tulp was van een heel andere orde. Dit verschil is ook te zien op het schilderij. Centraal staat de voorlezer Tulp. Hij was de theoreticus die zijn kennis uit boeken haalde. Veel van die geneeskundige kennis van Tulp was nog gebaseerd op klassieke autoriteiten als Hippocrates en Galenus.
Door het gilde was Dr. Tulp ingehuurd om de chirurgijns te onderwijzen in de anatomie van het menselijk lichaam. Binnen het gilde werd niet alleen de kwaliteit van de heelkundige zorg bewaakt maar binnen deze vakorganisatie werden ook de opleiding en de examens geregeld. Chirurgijns kregen onderwijs in de Hortus Botanicus over geneeskrachtige kruiden. En tijdens een jaarlijks college in de snijzaal demonstreerde de praelector, later werd deze functie professor genoemd, de werking van spieren en verschillende organen van het menselijk lichaam.
De leerperiode van de chirurgijn werd afgesloten met een zogenaamde ‘meesterproef’. De kandidaat-heelmeester moest in staat zijn om lancetten te scherpen, te aderlaten en een trepanatie op een schedel kunnen uitvoeren.
De Amsterdamse chirurgijns kregen een presentiepenning bij het behalen van dit examen. Een presentiepenning diende als lidmaatschapspenning en werd gebruikt ter controle van de aanwezigheidsplicht bij gildebijeenkomsten.
De anatomische les die Rembrandt in beeld brengt werd in de winter gehouden omdat het kadaver anders te snel bedierf. Bij de demonstratie sneed de praelector in het lichaam van een overleden crimineel. Moordenaars kwamen toch niet in de hemel, zo dacht men.
Het Amsterdamse chirurgijnsgilde stond één openbare ontleding per jaar toe. Met een lesbriefje kregen de chirurgijns toegang tot de lessen. Afwezigheid werd niet op prijs gesteld, soms zelfs beboet. Aan het begin van de zeventiende eeuw, toen Amsterdam nog maar 30 chirurgijns telde, waren dat kleine, besloten bijeenkomsten. Maar een eeuw later werkten er ongeveer 250 chirurgijns in de stad, en waren de anatomische lessen uitgegroeid tot publieke evenementen. In 1691 werd het anatomisch theater in De Waag geopend, daar konden zo’n driehonderd bezoekers in, die voor vier stuivers een kaartje konden kopen. Op de centrale plaats, rond de snijtafel, zaten de stadsbestuurders en ervaren doctoren, daaromheen de andere doctoren, gildebestuurders en oude, ervaren chirurgijns. Zodat de jongeren, die er echt van moest leren, samen met het publiek achteraan zaten.
Meestal begon de praelector de les met een moralistisch betoog over de waardigheid van het lichaam en de vergankelijkheid van het bestaan. Dan begon de ontleding, eerst van de bederfelijke organen in de buik, dan van de borstholte, het brein en tenslotte de ledematen. Soms duurde een anatomische les vijf dagen, een enkele keer wel elf. In principe mochten de toeschouwers niet lachen, praten of rondlopen. Ze mochten ook geen delen van het lichaam meenemen, op straffe van een boete van maar liefst zes gulden.
De les in de snijzaal vormde ook een populair spektakel voor de burgerij die tegen betaling een les mochten bijwonen. Het gilde verdiende er goed aan. De drie lessen die de opvolger van dr. N. Tulp, dr. J. Deyman, in 1656 bijvoorbeeld gaf, leverden maar liefst 187,60 gulden op.
Naast Nicolaes Tulp staan de chirurgijns Jacob Blok, Hartman Hartmansz., Adraen Slabran, Jacob de Witt, Mathijs Kalkoen, Jacob Koolvelt en Frans van Loenen afgebeeld. In werkelijkheid stonden ze waarschijnlijk rondom het lijk, maar dat zou voor het schilderij onpraktisch zijn geweest.
De compositie
Rembrandt heeft van de les een levendig tafereel gemaakt. Door Tulp centraal rechtsboven in het gezelschap te plaatsen, trekt Tulp de eerste aandacht. Het spel van licht en donker zorgt voor diepte rond de chirurgijns. Alle mantels hebben een verschillende intensiteit zwart. Het licht valt fris op de bijna rode konen van Tulp. Maar het licht op lijkwitte lichaam is grauw. Het spierwit in de arm licht op. Met zijn linkerhand naar de kijker gericht, demonstreert Tulp de werking van de spieren, die hij met de tang in zijn rechterhand ophoudt. De hand van Tulp die het samentrekken van duim en wijsvinger nabootst is te vergelijken met de hand van Kapitein Bannink die de Nachtwacht de richting wijst tijdens de exercitie. Het geeft de voorstelling diepte.
De chirurgijns volgen de les zeer geconcentreerd. Maar zij kijken wel allemaal een andere kant op. Hiermee brak Rembrandt met de traditionele groepsportretten van zijn tijd, waarop belangrijke personen de bezoeker van het schilderij allemaal aankijken.
Het schilderij is bedoeld als groepsportret ter meerdere glorie van de chirurgijns en praelector en is zeker geen waarheidsgetrouwe weergave van een anatomische les.
Persiflage van het schilderij in stripalbum Asterix & Obelix
Het lichaam dat ontleed wordt op het schilderij van Rembrandt is dat van de 41-jarige Aris Kindt (Adriaan Adriaansz.). Hij was eerder die dag opgehangen voor diefstal. Uit röntgenonderzoek blijkt dat aan de niet ontlede rechterhand een soort amputatiestomp was geschilderd, in tweede instantie is daar een hand over heen geschilderd. Het is niet bekend of de hand al eerder geamputeerd was of dat dit als onderdeel van de straf gedaan is.
Aan de voet van het lijk van Aris Kindt staat een dik boek, opengeslagen. Dit boek wordt ongetwijfeld door de theoreticus Tulp gebruikt als ondersteuning van zijn les.
Het is goed mogelijk dat Rembrandt met het boek en de houding van Tulp (de dissectie van de armspier) wilde refereren aan de in zijn tijd zeer beroemde A. Vesalius (1514-1564). Deze Brabantse arts en anatoom liet zich al in 1543 afbeelden tijdens een anatomische les, terwijl hij de spieren van de arm demonstreerde.
De baanbrekende Vesalius had met kritisch onderzoek aangetoond dat een autoriteit als Galenus uit de Oudheid grote fouten hadden gemaakt in de beschrijving van de anatomie van het menselijk lichaam. Wil het schilderij ons vertellen dat Tulp zichzelf ziet als erfgenaam van deze moderne Vesalius?