Zie ook de recensie van de TV-docu over dit gedicht.
Ben Ali Libi, de goochelaar
staat een naam waarvan ik nog nooit heb gehoord,
dus keek ik er vol verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.
Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij zijn kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.
Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.
Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Op straat stond een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
In ‘t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.
En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
Voor Ben Ali Libi, die arme schlemiel,
hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.
Analyse
A. parafrase
(korte samenvatting van het gedicht)
De Joodse goochelaar Ben Ali Libi wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog opgepakt door de Duitsers en sterft in een concentratiekamp. Zijn beroep en pseudoniem versterkt de tragiek van zijn verhaal.
B. versleer
(herkennen, benoemen en het op waarde schatten van stijlelementen en beeldspraak)
Een gedicht is vaak opgebouwd in ‘alinea’s’: strofen:
een strofe van twee regels : distichon
een strofe van drie regels : terzet
een strofe van vier regels : kwatrijn
een strofe van zes regels : sextet (soms twee terzetten)
een strofe van acht regels : octaaf (soms twee kwatrijnen)
Een aparte dichtvorm met een vaste strofebouw is het zogeheten sonnet. Het sonnet (of klinkdicht) heeft altijd als strofebouw:
kwatrijn
kwatrijn
terzet
terzet
Tussen het tweede kwatrijn (ook wel het octaaf) en het eerste terzet of tussen de twee terzetten (ook wel het sextet) kan een wending in het gedicht zitten, de zogeheten volta of chute.
Het gedicht bestaat uit één enkele strofe van 19 regels. Met enige verbeelding zou je de volta tussen de regel ‘Ben Ali Libi, de goochelaar” <…> ‘En altijd als ik een schreeuwer ‘ kunnen plaatsen omdat hier een grote wending in het verhaal plaatsvindt, juist omdat er niets gezegd wordt over de ogenschijnlijke dood van de goochelaar.
(opdringerige mededeling: negeren )
Echt, het is de moeite waard om je te abonneren op mijn nieuwsbrief ‘waardevol op het web’

>>Bekijk de online versie van de nieuwsbrief
We onderscheiden de volgende vormen van rijm:
Eindrijm : De woorden aan het einde van een versregel
rijmen op een ander woord dat ook aan het einde
van een versregel staat.
- volrijm : Een woord rijmt volledig op een ander woord. Er zijn drie
vormen van volrijm:
mannelijk rijm: Na de beklemtoonde, rijmende lettergreep volgt geen
andere lettergreep meer: gaan – staan.
vrouwelijk rijm: Na de beklemtoonde, rijmende lettergreep volgt nog één
onbeklemtoonde lettergreep: waaien – draaien.
slepend rijm: Na de beklemtoonde, rijmende lettergreep volgen nog
twee onbeklemtoonde lettergrepen: kinderen – hinderen.
2) klinkerrijm/assonantie Alleen de klinkers van de woorden rijmen:
lief – diep.
3) acconsonerend rijm Er is alleen een overeenkomst tussen de
medeklinkers: mist – kust.
Binnenrijm : Binnen een en dezelfde versregel rijmen woorden op
elkaar.
Siet hoe hij slaeft, graeft en draeft met geweld!
(Adriaen Valerius)
Middenrijm : Woorden midden in de versregel rijmen op
overeenkomstige geplaatste woorden in de volgende
regel.
T’en syn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,
Noch die verraderlijck u togen voort gericht
Noch die versmadelyck u spogen int gezicht
Alliteratie : Bij alliteratie beginnen de woorden met dezelfde letter.
Een enkele keer betreft dit alle woorden:
Liesje leerde Lotje lopen langs de lange Lindenlaan
Alliteratie wordt door dichters soms gebruikt om
bepaalde woorden die bij elkaar horen extra nadruk te
geven:
…vaatwerk, bros van bruine breuken (J.C. Bloem)
Rijmschema: aabb
Ritme is de afwisseling tussen beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen. Wanneer in deze afwisseling regelmaat te ontdekken valt volgens een van de bestaande patronen (zie hieronder) dan is er sprake van metrum. De afwisseling zelf die steeds terugkomt heet de versvoet. Net als rijm zorgt metrum voor eenheid in een gedicht.
Je ontdekt het ritme van een versregel door de beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen enigszins overdreven uit te spreken.
Beklemtoonde lettergrepen worden dan aangegeven met een streepje boven de lettergreep, onbeklemtoonde lettergrepen met een ‘u’.
Lees bijvoorbeeld de volgende regel:
Jantje zag een pruimen hangen o als eieren zo groot.
Als je bij deze versregel de lettergrepen van elkaar scheidt met een horizontale streep en de beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen aangeeft, krijg je het volgende ritme:
– u – u – u – u – u – u – u –
Jan | tje | zag | eens | prui | men | hang | en | o | als | ei | e |ren | zo | groot
Als je de afwisseling van wel klemtoon en geen klemtoon zou omwisselen, dan klinkt de versregel heel erg raar.
Wanneer nu in dit ritme een bestaande afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen (de versvoet) regelmatig terugkomt op een versregel, dan is er sprake van metrum. De belangrijkste versvoeten zijn:
Jambe : u – geen klemtoon – wel klemtoon
Trochee : – u wel klemtoon – geen klemtoon
Anapest : u u – 2 x geen klemtoon – 1 x wel klemtoon
Dactylus : – u u 1 x wel klemtoon – 2 x geen klemtoon
Amfibrachys : u – u geen klemtoon – wel klemtoon – geen klemtoon
Uitgaande van de eerdergenoemde versregel krijg je dan de volgende versvoeten onderscheiden (scanderen) die allemaal trocheeën zijn. Het metrum van deze regel is dan ook trocheïsch.
– u – u – u – u – u – u – u –
Jan tje | zag eens | prui men | hang en | o als | ei e | ren zo | groot
Er zijn ook benamingen voor het aantal terugkerende versvoeten op een versregel. De belangrijkste zijn:
Octameter : achtvoetige versregel
Heptameter : zevenvoetig versregel
Hexameter : zesvoetig versregel
Pentameter : vijfvoetig versregel
Tetrameter : viervoetige versregel
De bovenstaande versregel bevat is dus een jambische octameter waarvan de laatste niet volledig is.
Soms past een dichter ook elisie toe om zijn gedicht in een bepaald ritme of metrum te persen. Elisie is het weglaten van een onbeklemtoonde klinker of lettergreep, meestal omwille van het metrum of het ritme. (‘t één en ’t ander of d’ eedlen = de edelen of Neêrland = Nederland) Elisie is vaak een aanleiding om te scanderen.
Antimetrie betekent dat het algemene metrum van het gedicht bewust (ter benadrukking van dat woord) dan wel onbewust doorbroken wordt; een lettergreep krijgt dan een klemtoon, terwijl hij deze volgens het metrum niet zou mogen krijgen of andersom.
Het ritme wordt bepaald door het simpele rijmschema. Het patroon aabb, waarbij de eindklanken van regel 1 en 2 rijmen, en de eindklanken van regel 3 en 4 rijmen. Dit patroon wordt gedurende het hele gedicht herhaald.
Het ontbreken van een strikt metrum in het gedicht geeft de dichter vrijheid in het ritme en de cadans van de regels. Dit draagt bij aan de natuurlijke en informele toon van het gedicht.
In veel gedichten komen beeldspraak en stijlfiguren voor. Bij beeldspraak worden zaken uit de werkelijkheid met beeldend taalgebruik op een indirecte of figuurlijke manier omschreven. Zo kan de lezer zich iets goed voorstellen, vaak beter dan wanneer iets uit de werkelijkheid direct omschreven wordt. Met originele beeldspraak krijgen teksten en schrijvers een eigen stijl.
Het gras leek wel ijzervijlsel, zo heiig was het in de tuin, het jonge boomblad blikkerde metaalachtig, de perebomen met hun stijf gebalde knoppen leken van gietijzer.
Bron: Frans Kellendonk, Mystiek lichaam.
Meulenhoff, Amsterdam 1982
Er zijn verschillende vormen van beeldspraak: beeldspraak die berust op vergelijking (metafoor) en beeldspraak die niet berust op vergelijking (metonymie).
Metaforen
Een metafoor is vergelijkingsbeeldspraak. De schrijver gebruikt een beeld (b) om een object (o) te omschrijven. De originaliteit van het beeld bepaalt of de beeldspraak geslaagd is. Veelgebruikte en dus afgezaagde beeldspraak verliest zijn werking (zie ook: cliché), tenzij de timing ervan in het gedicht weer bijzonder is. Voorbeelden van metaforen zijn:
Personificatie
Als aan een levenloze zaak menselijke eigenschappen worden toegekend, spreek je van personificatie. Een bepaalde eigenschap maakt dat ‘het ding’ vergeleken wordt met iets menselijks.
Het gevaar loerde op elke straathoek
De bomen fluisteren zachtjes haar naam
Het papier is geduldig
De zon speelt aan mijn voeten als een ernstig kind.
Synesthesie
Synesthesie is het aan elkaar koppelen van zintuiglijke waarnemingen.
schreeuwende kleuren (gehoor-zicht)
een scherpe blik (gevoel-zicht)
zoete klanken (smaak-gehoor)
een warme stem (gevoel-gehoor)
een zure glimlach (smaak-zicht)
Vergelijkingen
Tussen het beeld en het object is een zekere overeenkomst. Ze staan vlak bij elkaar en worden al dan niet verbonden door een voegwoord (meestal ‘als’)
Met verbindingswoord (polysyndetische vergelijking):
Toen hij uit de sloot kwam, zag hij eruit als een varken.
Hij is hier het object, een varken is het beeld. Als een varken noem je in dit
verband de vergelijking met als. De overeenkomst is de viesheid.
zijn lange, bleke benen (o), die reeds licht verdorden
komen als berkenstammen (b) door het groen opdoemen.
Bron: M. Vasalis, ‘De idioot in het bad’ (fragment)
in: Gedichten. Van Oorschot, Amsterdam 1998
Zoals zich in het voorjaar soms
nog één bruin appeltje
verbeten vasthoudt aan de tak
die bijna weer in bloei staat (b)
zo hangt zij aan het leven. (o)
[…]
Bron: R.A. Basart, ‘Mijn oudtante’ (fragment)
in: Oranjebal. Bert Bakker, Den Haag 1975
Een dergelijke vergelijking waarbij het beeld in een bijzin zit beginnend met (zo)als, wordt ook een Homerische vergelijking genoemd. Meer algemeen is dit een breedsprakige vergelijking, waarbij de schrijver zo opgaat in het vergelijken, dat hij dingen noemt die geen verwantschap meer hebben met het beeld.
Zoals in de bergen een havik,
vlugger vliegt dan al wat er vliegt, op een schichtige duif komt gestreken
— deze wiekt zijdelings weg, maar de havik, telkens weer stotend,
schiet en schiet op haar af met snerpende kreten: zijn
vraatzucht spoort hem tot grijpen — zo snelde toen ook Achilles naar voren,
vol van begeerte.
Zonder verbindingswoord (asyndetische vergelijking)
Haar handen (o), bedrijvige vlinders (b) in de schijn van het theelichtje.
De handen, het object, zijn kennelijk druk aan het werk waardoor ze lijken op de bedrijvigheid van vliegende vlinders (het beeld).
Zuivere metafoor
In een zuivere metafoor wordt een vergelijking gemaakt, maar alleen het beeld wordt genoemd. Het object waar het beeld naar verwijst, is weggelaten. Zuivere metaforen komen ook vaak in spreekwoorden voor.
Wanneer des nacht de donkre vogels komen
en ons weer wekken met hun stalen stem, (o)
Bron: Koos Schuur, ‘Het kind en ik’ (fragment)
in: Herfst, hoos en hagel. De Bezige Bij, Amsterdam 1946
Koos Schuur schrijft hier ‘donkre vogels’ met ‘hun stalen stem’. Daarin kun je lezen dat hij overvliegende ronkende vliegtuigen bedoelt.
De hemel, waarin grauwe bergen lood stonden.
Met grauwe bergen lood bedoelt de schrijver hier zware wolken. De overeenkomst zit hem vooral in de kleur van het lood (donkergrijs) en de wolken.
Dat schaap heeft zich laten beetnemen.
Hij haalde voor hem de kastanjes uit het vuur.
Kennelijk heeft de ‘hij’ in deze zin een vervelend of zelfs gevaarlijk klusje voor iemand gedaan. Net als dat het vervelend of gevaarlijk is (gepofte) kastanjes uit het vuur te moeten halen.
Allegorie
Een metafoor die door het gehele gedicht, verhaal of boek wordt volgehouden. In feite is de tekst dan één lange uitgewerkte metafoor. Het bekendste voorbeeld is Elckerlyc (± 1485) waarbij het object (de gehele mensheid) wordt verpersoonlijkt in een persoon, Elckerlyk (‘Iedereen’)
Metonymia
Net als bij de zuivere metafoor wordt bij de metonymia wel het beeld maar niet het object genoemd. Groot verschil is, dat er géén overeenkomst is tussen het beeld en het object, maar dat er wel een zekere relatie benadrukt tussen het beeld en het object. Er zijn erg veel metonymia, maar de meest voorkomende komende zijn:
- Het benadrukken van een specifieke, opvallende eigenschap of bijzonder kenmerk van het object. (Ook wel perifrase)
Een zee van ruisend groen (een bos)
Dat blazende en krabbende ondier (een kat)
De tijd voor slapen (de nacht)
- Het benadrukken van het materiaal waar iets van gemaakt is,
Het voetbalelftal won goud. (= het materiaal waar de medaille van gemaakt is)
- Het benadrukken van de relatie tussen deel en geheel van een persoon of een ding (Ook wel synecdoche)
Ze hadden vele monden te voeden (Deel duidt geheel aan.)
Met een vloot van twintig zeilen was hij bij voorbaat kansloos.(idem)
Engeland won bij Gibraltar de oorlog. (Geheel duidt deel aan.)
- Het benadrukken van de maker van een product in plaats van het product zelf.
Hij heeft een echte Van Gogh aan de muur hangen. (= de maker van het product)
NB. een speciaal metoniem kan is het bijvoeglijk gebruik ervan waarbij een bijvoeglijk naamwoord gebruikt wordt dat niet in verband staat met het zelfstandig naamwoord waar het voor staat, maar meestal iets meedeelt over een levend wezen dat ermee in verband gebracht kan worden:
Een luie stoel
Niet de stoel is lui, maar degene die erin zit.
Vallende ziekte
Niet de ziekte valt, maar degene die aan de ziekte lijdt, valt steeds.
Bij beeldspraak worden zaken uit de werkelijkheid met beeldend taalgebruik op een indirecte of figuurlijke manier omschreven.
r8. scharrelde hij zijn kost bij elkaar
dit is natuurlijk figuurlijk bedoeld: hij deed verschillende baantjes.
Zuivere metafoor
In een zuivere metafoor wordt een vergelijking gemaakt, maar alleen het beeld wordt genoemd. Het object waar het beeld naar verwijst, is weggelaten
r8 ‘van het wereldwijd joods-bosjewistisch gevaar’ = verwijzing naar het Joodse volk dat in de SU woont. Een suggestieve samentrekking ook want er is geen directe relatie tussen Joden en Bolsjewisten.
Personificatie.
r19 ‘denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar’. Paradijs lijkt een persoonlijk ding te zijn.
Metafoor
r11 ‘de vrienden van de Weduwe Rost’ verwijst naar bepaalde politieke groeperingen met fascistische sympathieën in het verleden.
Stijlfiguren
Een stijlfiguur is een opvallende, kenmerkende vorm (figuur) van uitdrukken (stijl). In tegenstelling tot beeldspraak hebben stijlfiguren niets met beelden, objecten of figuurlijk taalgebruik te maken; het zijn taaltrucjes.
Paradox
r17: ‘kon zichzelf niet verstoppen.’ is een tegenstelling met het beroep van goochelaar die dingen verstopt in zijn hoed.
Understatement
(Bij een understatement zeg je iets ook in voorzichtige bewoording, maar dan met spot.)
r33 ‘denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar’
De spreker van het gedicht merkt op dat wanneer hij mensen ziet die luidruchtig hun alternatieve ideeën voor democratie verkondigen, hij zich afvraagt hoeveel ruimte er in hun zogenaamde paradijs zou zijn voor mensen zoals Ben Ali Libi. Dit impliceert dat mensen met extreme politieke overtuigingen vaak intolerant zijn ten opzichte van anderen.
Prolepsis (vooropplaatsing)
r4. ‘Ben Ali Libi. Goochelaar.’
Een prolepsis is een stijlfiguur waarbij een bijvoeglijk naamwoord of bijvoeglijke bepaling voorafgaat aan het zelfstandig naamwoord waarnaar het verwijst. Normaal gesproken zou men verwachten dat het bijvoeglijk naamwoord “goochelaar” na het zelfstandig naamwoord “Ben Ali Libi” wordt geplaatst, zoals in “Ben Ali Libi, de goochelaar”. Echter, door het bijvoeglijk naamwoord vooraf te plaatsen, creëert de dichter een opvallend effect en benadrukt hij direct de identiteit en de vaardigheid van Ben Ali Libi als goochelaar.
C. Interpretatie
( interpretatie van het gedicht, waarbij ook relevante stijlelementen en beeldspraak hun plek moeten krijgen)
Het simpele gedicht benadrukt de tragische wending in het leven van Ben Ali Libi, waarbij de Joodse goochelaar uiteindelijk wordt gearresteerd en slachtoffer wordt van de holocaust. Het gebruik van de goochelaarsmetafoor, en de paradox van het niet kunnen verbergen van zichzelf, versterkt de tragiek van zijn situatie.