Home Ā» game of life Ā» personages Ā» Joan van Meerberg (1885-1939)

Joan van Meerberg (1885-1939)

Technisch tekenaar bij architectenbureau Eduard Cuypers

Hij fietst bij de tram in het schilderij van Gestel. Hij heeft haast want hij brengt zijn tekening naar de postbus voor de PrijsVraag.

Vanaf 1916 runde hij een eigen woningbouwmaatschappij, De Lairesse. Van der Mey had echter geen talent voor zaken; in 1937 ging hij failliet. Zijn laatste jaren bracht hij berooid door.


🧱

šŸ—ŗļø

Historische situering

  • Amsterdam, ±1898–1916
  • Werkt op het bureau van Eduard Cuypers (neef van Pierre Cuypers), een toonaangevend architect in het fin-de-siĆØcle Amsterdam.
  • Het bureau staat bekend om grootstedelijke projecten: stations, pakhuizen, bruggen, verzekeringsgebouwen.
  • Hij werkt als uitvoerder/tekenaar, niet als hoofdarchitect: hij zet de ideeĆ«n van anderen om in nauwgezette tekeningen.

šŸ”

Persoonlijk profiel

Beroepsidentiteit:

  • Zeer precies, toegewijd, bijna obsessief technisch vakman
  • Maar innerlijk hunkert hij naar ontwerpvrijheid – hij droomt van gebouwen die ziel en gemeenschap uitdrukken
  • Hij voelt zich gevangen in zijn functie: zijn creativiteit wordt systematisch ingedamd door hiĆ«rarchieĆ«n en opdrachtgevers

Psychologische kern:

  • In zichzelf gekeerd, maar diep gevoelig voor schoonheid, ritme, vorm
  • Verwondering voor ambacht, materiaal (baksteen, glas-in-lood, hout), ornamentiek
  • Kent het leven van de arbeiders (hij tekent voor hun woningen) maar voelt zich zelf ook uitgebuit – een scharnierfiguur tussen klasse en elite

šŸ—ļø

Narratief keerpunt: de prijsvraag

Hij besluit mee te doen aan een prijsvraag van de gemeente (of een particuliere stichting) om een nieuwe monumentale laan te ontwerpen tussen het Rijksmuseum en het Centraal Station – een Amsterdamse Champs-ƉlysĆ©es.

  • Hij maakt een ontwerp in expressieve baksteenstijl, vol symboliek: torens, ornamenten, zichtlijnen, volkswoningen die zich oprichten tot monumenten.
  • Het ontwerp drukt een visioen uit van gemeenschap, verheffing, ritme en toekomst.
  • Hij ondertekent zijn inzending met een anoniem pseudoniem – uit angst voor afwijzing of spot.

Hier komt zijn faustische drang tot uiting: hij wil zich verheffen boven zijn plaats, maar niet uit ijdelheid – uit hunkering naar zin, naar vormgeving van het gemeenschappelijke goede.


🧩

Karakterontwikkeling

1.

Fase 1 – Loyaliteit & onderwerping

  • Begint als dienende vakman. Hij conformeert zich aan het systeem, tekent voor anderen.
  • Hij heeft een stil respect voor Cuypers, maar voelt zich inhoudelijk ondergewaardeerd.
  • Ondertussen tekent hij thuis voor zichzelf – fantaseert over een nieuwe, sociale architectuur.

2.

Fase 2 – Innerlijke opstand en visioen

  • De prijsvraag triggert iets. Hij voelt voor het eerst dat hij móét spreken in lijnen en steen.
  • Hij werkt ’s nachts, in stilte, aan het ontwerp. Zijn tekeningen krijgen bijna religieuze intensiteit.
  • Hij begint ook meer te letten op het verval in de stad: verkrotting, ratten, zieken – en voelt dat architectuur daar een antwoord op moet zijn.

3.

Fase 3 – Afwijzing en crisis

  • Zijn ontwerp wordt niet gekozen. Een rationeler, functioneler plan wint.
  • Niemand weet dat hij achter het ontwerp zat. Hij zweert zichzelf nooit meer buiten zijn functie te treden.
  • Hij raakt in een existentiĆ«le crisis: Heeft schoonheid nog zin als niemand haar wil?

4.

Fase 4 – Stil erfgoed

  • Jaren later wordt zijn prijsvraagontwerp teruggevonden (misschien door een jongere architect of journalist).
  • Hij blijkt een grondlegger van de Amsterdamse School te zijn geweest – niet erkend in zijn tijd, maar stil aanwezig in de vormentaal die volgde.
  • Hij overlijdt in anonimiteit, maar zijn lijn leeft voort in de baksteen.

šŸ’” Thematische functie in je roman

  • Tegenhanger van marktdenken: zijn bouwvisie is niet functioneel, maar spiritueel en sociaal.
  • Faustisch karakter: streeft naar iets groters dan hemzelf, ten koste van zijn eigen erkenning.
  • Spiegel van Ehrenstein: beiden idealisten binnen een systeem dat hen dwingt tot pragmatisme.
  • Spengleriaans motief: een laat-Faustische figuur die probeert cultuur te redden via vorm – in een tijd die richting civilisatie en abstractie schuift.

Laat me weten als je hem een naam wilt geven, of een specifieke scĆØne (bijv. tijdens het inleveren van het prijsvraagontwerp, of bij het lezen van de uitslag) wilt uitwerken. Dit personage heeft literaire diepte en historische kracht.

Historische context

Amsterdamse School: samenspel van architectuur en idealen

In 2016 washet alweer 100 jaar geleden dat de bouwstijl de Amsterdamse School floreerde. De grote bakstenen gebouwen staan bekend om de welvende vormen en de prachtige details. Maar deze tegenreactie op het rechtlijnige rationalisme van Berlage uit het einde van de 19e eeuw is meer dan alleen een architectonische stroming. De Amsterdamse School staat symbool voor het bruisende en idealistische Amsterdam van begin 20e eeuw. Architecten, vakbondsleiders en kunstenaars stonden te springen om de maatschappij opnieuw vorm te geven en geloofden heilig in de maakbaarheid van de mens en samenleving.

Een symbiose van architectuur en idealen

In de korte periode dat de Amsterdamse School opbloeide, tussen 1910 en 1930, heeft deze stroming een stempel weten te drukken op de Nederlandse architectuur. Het bijzondere aan de Amsterdamse School is in dat deze stroming verschillende aspecten samenkomen. De Amsterdamse School was tegelijkertijd een maatschappelijke stroming, een bouwstijl en een spirituele beweging. Dit zorgt ervoor dat de gebouwen van de Amsterdamse School op unieke wijze de tijdsgeest van het Amsterdam van begin 20e eeuw bevatten. Dat de Amsterdamse School meer was dan slechts een architectuurstroming valt terug te lezen in het maandblad Wendingen. Dit tijdschrift, opgericht in 1918, speelde een belangrijke rol binnen de Amsterdamse School. Wendingen werd opgericht op initiatief van enkele architecten die meer aandacht wilden besteden aan de esthetiek van gebouwen. In het tijdschrift werd aan veel verschillende kunstvormen aandacht geschonken, zoals bouwsculpturen, uitheemse kunstuitingen, toneel en dans, interieurs en schelpen. Op deze wijze deden de architecten inspiratie op uit alle hoeken van de wereld en uit verschillende kunststromingen.

Reactie op het rationalisme

De Amsterdamse School is ontstaan als reactie op het rationalisme, een grote bouwstroming in Nederland aan het eind van de 19e eeuw. Het rationalisme, met als belangrijkste Nederlandse voortrekker architect Hendrik Petrus Berlage, stond voor een functionele en praktische benadering van gebouwen. Daarbij werd gebruik gemaakt van moderne en simpele bouwmaterialen, voor esthetiek was weinig aandacht. De Amsterdamse School bouwde voort op de functionaliteit die Berlage had geĆÆntroduceerd, maar gaf hier op geheel eigen wijze invulling aan en pleitte voor individuele expressie. De jonge architecten Jo van der Mey, Piet Kramer en Michel de Klerk, die werkten op het bureau E. Cuyper in Amsterdam, begon gebouwen te ontwerpen in een meer expressieve en fantasievolle stijl. Het accent werd veel meer gelegd op het uiterlijk van een gebouw dan op de functionaliteit hiervan. In 1910 richtten zij hun eigen bureau op en werkten aan het ontwerp van het Scheepvaarthuis. Voor dit gebouw lieten zij zich inspireren door de scheepvaart, dit leverde fantasierijke gevelversieringen en maritieme motieven op. De jonge architecten ontwikkelden het idee dat een gebouw een geheel moest vormen. Niet alleen in stijl en constructie, maar ook in de decoratie en met de omgeving. Het Scheepvaarthuis in Amsterdam werd in 1916 voltooid en wordt beschouwd als het eerste gebouw dat geheel in de stijl van de Amsterdamse School opgetrokken is.

Woningnood en de woningwet van 1902

De grote schaal waarop de Amsterdamse School is doorgevoerd is vooral te danken aan de woningwet die in 1902 ingevoerd werd. De woningwet dicteerde allerlei sociale, hygiĆ«nische en technische eisen waaraan de woningbouw moest voldoen. Steden werden gedwongen om het bevolkingsoverschot op te lossen en de vaak erbarmelijke woonomstandigheden van arbeiders te verbeteren.  In combinatie met de explosieve inwonersgroei van Amsterdam plus een socialistisch stadsbestuur kon de Amsterdamse School floreren. De architecten van de Amsterdamse School hadden goede contacten en posities binnen de Amsterdamse besturen en wisten zo grote woningbouwprojecten in de wacht te slepen. De beste voorbeelden van de Amsterdamse School stijl zijn dan ook te vinden in arbeidersbuurten uit begin 20e eeuw. De architecten van de Amsterdamse School konden zich goed vinden in de socialistische denkbeelden van deze tijd. Zij geloofden dat een esthetisch verantwoorde woonomgeving bij zou dragen aan de verheffing van de arbeiders. De maakbaarheid van de samenleving stond hoog in het vaandel. De architectuur diende als een mal om de mens te vormen. De volksbuurten ontworpen door de Amsterdamse School stonden dan ook wel bekend als het mekka van de volkshuisvesting en vormden een grote verbetering voor de arbeiders.

Expressionisme van de Amsterdamse School

De individuele zelfexpressie is goed terug te zien in de expressionistische vormen van de ontwerpen van de Amsterdamse School. De jonge architecten gebruikten veelal bakstenen om hun ontwerpen uit te voeren, maar met deze bakstenen wisten ze al hun fantasieƫn in praktijk te brengen. In gevels werden verschillende dieptelagen aangebracht en verschillende steensoorten gebruikt. De gevels kregen een uniek karakter door welvingen en uitstulpingen in de vorm van torentjes. Hiernaast werd er veel aandacht besteed aan details in de woningen d.m.v. versieringen, sculpturen en glas-in-lood. De ontwerpen van de Amsterdamse school werden ook doorgetrokken in het interieur en soms zelfs meubilering van de woningen. De architecten van de Amsterdamse School gingen veelvuldig samenwerkingen aan met kunstenaars op andere gebieden voor het ontwerpen van de versieringen. De veelvuldig aangebrachte versierselen en grote aandacht voor schoonheid zorgden soms voor problemen met de draagconstructies en leidden tot weinig functioneel ingedeelde woningen. Dit leidde tot kritiek onder andere architecten. Veel van het werk van de Amsterdamse School is nu nog te bewonderen door heel Nederland en met name in de Amsterdamse arbeidersbuurten. Inmiddels wordt de sociale woningbouw langzaam verdrongen door de private markt. Achter de gevels worden muurtjes van arbeiderspaleisjes doorgebroken om zo ruime moderne appartementen te creƫren. Gelukkig blijven de gevels staan zodat het verhaal van de Amsterdamse School niet verloren gaat.

🦷🦷🦷🦷🦷 ? Voor een overweldigende en duurzame ervaring zeker raadplegen… want dit zijn kunstwerkjes waar de tand des tijds geen vat op heeft

Blader door alle onderwerpen

Snel bladeren