limbo op zuur game of life burkunk
Home Ā» game of life Ā» STORY I. ‘Het spel is op de wagen’

STORY I. ‘Het spel is op de wagen’

STORY 0 STORY 1STORY 2STORY 3STORY 4STORY 5

Hij was de enige klant die binnen zat. Iedereen zat buiten op het terras. Het was bloedheet in het cafƩ. Hij begon te piekeren over de scene met de zwerver. Is er niet altijd al een platform geweest? Kapitalisme als systeem? Wat is daar zo bijzonder aan?
Nee, het was toch anders.
Er is zeker iets veranderd. Ergens eind 19e eeuw. De ijzeren eeuw. Toen je nog lang niet via internet met jan-en-alleman direct in verbinding stond. Je had net radio en een electriciteitsnet. De computer moest nog worden uitgevonden. Moet je daar beginnen?
Zeker niet bij die goede oude tijd waar de oude zwerver vast over zou gaan beginnen als je hem naar vroeger zou vragen. Hij zou zijn hondenogen opzetten en zeggen:
‘Ja, vertel mij niets, vroeger, toen ik jong was, was het echt niet beter maar er was wel meer duidelijkheid. Als je pech had was je tot de bijstand veroordeeld. Maar er was wel een vangnet. Dood van de honger ging je niet in Nederland. Dat waren de zegeningen van de verzogingsmaatschappij en een progressief belastingstelsel voor de nodige staatsinkomsten. Dankzij Vadertje Drees, zei mijn moeder altijd…
In gedachten begon ik mij steeds meer te ergeren aan deze man, met zijn slecht verzorgde gebit en klitten in zijn baard. Hij was een parodie van zichzelf. Dat was ook niet zo gek. De woorden die ik hem in de mond legden dienden zich aan als verleidelijke borrelhapjes. Hij graaide de schotel leeg. Hoe kwam ik van hem af?
(Want er is geen oude zwerver met een vieze baard. Het cafĆ© zit vol met jonge mensen die geen aandacht voor mij hebben. Get a life! Altijd als ik in een vol cafĆ© zit in mijn eentje, heb ik het idee dat iedereen denkt ‘daar zit-ie, de schrijver. Wat een poseur. VERSCHRIKKELIJKE KEREL.’
Terwijl natuurlijk iedereen, net zoals ik, voornamelijk met zichzelf bezig is. Het is een bekende meme. Ook zo’n woord dat er bij is gekomen. Niet te vertalen. Spotprent? De zwerver had gezegd: Hoezo Memme? Wij hadden toch gewoon Opland?
Ik dacht alleen maar: hou toch je kop, man.)’Ik zeg het je: nu is er een onzichtbaar systeem…’ vervolgde de zwerver die weer voor hem zat, aan het andere tafeltje. ‘Iedereen zit gevangen,’ zei hij samenzweerderig. ‘Het wekt de schijn van autonomie en zekerheid. Je mag meedoen, maar je hebt niets te zeggen. Geen flikker!’
De zwerver zou een betekenisvolle stilte laten vallen. Hij was een beroepsouwehoer.
‘Je kunt op je fietsje maaltijden gaan rondrijden voor het platform. Dat betaalt goed. Maar de maaltijdbezorger van Über is geen vrije arbeider, maar een digitale lijfeigene. Hij bezit geen productiemiddel, geen toegang tot data, geen invloed op zijn voorwaarden – maar is wel onmisbaar in het systeem. Dat is precies wat wordt bedoeld met de platformeconomie als nieuw feodaal regime. De app is het domein, het algoritme is de heer, de bezorger is de horige. Het platform observeert, meet en stuurt gedrag, zonder expliciete dwang. De ā€œmarktā€ is niet vrij – het is een gesloten ecosysteem waarin de eigenaar alles weet en jij niets.’

Nee, dat soort romantische praatjes wil ik niet. Mijn tijd is te dichtbij. We moeten verder terug zoeken. Het verleden is een doolhof. Waar ligt de heilige graal? Was iedereen niet op zoek naar een uitweg? Wat een clichĆ©s verdrongen zich in zijn brein. De ridders die lange tochten maakten om iets te vinden. Dat kwam toch steeds terug. In de vorige eeuw speelde hij nog de eerste video-games op een speelautomaat van Arcade. In de snackbar, voor een gulden. Overdrachtelijk gezien was zo’n video-game toch ook een zoektocht, een moderne Odyssee.
Hij zag de zwerver zijn hoofdschudden. ‘Nu overdrijf je, vriend,’ hoorde hij hem bijna hardop zeggen.
Plotseling voelde hij zich Pac-Man die aan het zoeken was naar knipperende pillen. Maar die gaven hem alleen energie om de de spookjes te verslaan. De beker met kennis, die een sluitende verklaring zou geven, die lag vele levels hoger. Dat was voor een gewoon mens niet te bereiken. Links onderin zag hij dat hij nog twee levens had. Hij had alle tijd.
Hij moest lachen om zijn eigen dwanggedachten.
We moeten in ieder geval zoeken op plekken waar we nooit meer komen. Dan kun je vergelijken. Dat is dus voor de tijd van de consumptiemaatschappij en de massacultuur…
Hij moest denken aan de vorige eeuw. En hij betrapte zichzelf op die fout want huidige was inmiddels vorige geworden. De 19e bedoelde hij natuurlijk. Hij zag een zag een sjiek grachtenpand voor zich, met aparte opgang voor het huispersoneel. Leven op stand. Hij zag een schilderij van Breitner. Dienstbodes met een witte schort voor. Ja, mooi. Dat beeld paste goed. De wegingsfactoren gaven 99 aan. Zijn eigen brein was er ook tevreden mee. Hoewel: hij realiseerde zich dat het overgangstijd was van standen naar klassen. Het was vrij diffuus. Maar het ging nu om het contrast tussen oud en nieuw. Je moet het simpel houden. Zwart-wit. Dat is het spel. Simpel de punten met elkaar verbinden. Dan ontstaat er beelden. Die worden omgezet in teksten met verklaringen.

Ik weet niet zeker of het zo ging, maar zo stel ik me voor dat het voelde.

(…flikkerend beeld, de zwerver verdwijnt als eerste, daarna gaat het hele cafĆ© op zwart. Dan komt er code in beeld, de regels worden ingeklopt. Iedereen weet dat er een game gestart wordt in de browser. De kenners zien de programmeertaal pyton…)

<import pygame>
<import sys>
<pygame.init()>

Achter zijn cursor op het beeldscherm begon het te ratelen van jewelste. Hij verbaasde zich over het tempo waarmee de agent code klopte. Zonder kennis van de computertaal gaf hij instructies en werden er blokken code gebouwd. Alles viel op zijn plek. Hij zag de instructie langskomen waar hij net om gevraagd had als aanvulling op het eerste spel.

<const message = gameState.winner === 'Player' ? 'Jij hebt gewonnen!' : 'Het systeem wint altijd';>

Was er een tijd wanneer we geen last hadden van een systeem? Al eeuwenlang klagen mensen dat hun de wil wordt opgelegd. Was het nu de dorpoudste, de koning, de president of een surveillance-systeem. Het idee van machtsoefening is zo oud als de mensheid.
Misschien wel maar de zwerver bedoelt volgens mij de onzichtbare uitoefening van macht door een systeem. Dat is een groot verschil met vroeger. Koop je nu een paar sokken in een webshop dan ben je onderdeel van een A/B-test. Vraag je iets aan een chatbot dan wordt deze informatie vastgelegd en gebruikt voor iets waarvan je niet helemaal zeker bent. Scan je een artikel dat in de bonus is dan hoor je een verslavend deuntje dat je de volgende keer gaat missen bij het afrekenen. Je bent je niet bewust van deze controle, deze ijzeren greep.
Toch reiken deze onzichtbare tentakels van een mysterieus gevaar tot in je slaapkamer en luistert het mee naar het gesprek dat je voert met je vrouw voor de televisie. Surveillance noemen we dat nu met een mooi woord. En daarmee bedoel ik niet ‘Bromsnor’ uit de jaren zeventig TV-serie Swiebertje. De veldwachter die met zijn armen op zijn rug een ommetje maakt rond het dorpsplein om een oogje in het zeil te houden. Dat is pas ouderwets. Dat was nog zichtbaar gezag en controle en voor iedereen duidelijk.
Nee, wat wij bedoelen is het systematisch observeren, monitoren en verzamelen van informatie. Dat was natuurlijk in de vorige eeuw nog niet mogelijk op grote schaal. Data over zoekopdrachten en allerlei teksten geproduceerd in postings van social media. Het zwarte goud dat onzichtbaar werd opgestapeld door zoemende serverparken. Daar verzamelen alle profielgegevens zich als vliegen op de stroop. En daarmee gooide het systeem een onzichtbaar visnet over ons heen waarin we ronddobberen. De technologie die dat allemaal mogelijk maakte, kwam begin 21e eeuw beschikbaar. In combinatie met alle likes en postings op social media kreeg het digitale goud gewicht en richting. Het lag voor het oprapen. Of het nu om het gedrag van een individu ging of activiteiten van een groep: de internettechnologie maakt het mogelijk te observeren, te registreren en te analyseren.
Wie bedoel ik eigenlijk steeds met die ā€˜we’ in wij bedoelen? Soms denk ik dat zo’n woord ook door ā€˜het systeem’ aan denkende mensen is opgelegd. Alleen maar via het systeem kun je alarmend over het verschijnsel schrijven. De woorden worden je aangereikt in een bepaalde volgorde. Je neigt te gaan denken in een complot. De tentakels lijken zo diep te zitten. Wie geeft mij het bewijs dat het systeem al geen bezit heeft genomen van ons neurale netwerk? Als een woekerende schimmel de boel heeft aangetast? Wat betekent vrijheid en autonomie sinds de surveillance-technieken eigenlijk nog?

Daar gaan we weer. Ik verlies mezelf in langdradige verzinsels. Ik moet mijn gedachten er bij houden. Ik neem een archieffoto uit de beeldbank van het stadsarchief Amsterdam als uitgangspunt. Het is vroeger, echt een andere wereld. Ik zet alles op alles.


Lekker zuur! Lekker zuur!

Vrijdag 21 mei 1902. Jodenbreestraat.
Voor een cent een lik, voor twee centen een prik“, schalde het door de straat. Het was een stem die al generaties lang de straat vulde. Niet zacht, maar luid, met de zelfverzekerde klank van iemand die wist dat zijn waar het waard was.
Simon Zwaaf liet het tonnetje van zijn schouder zakken en zette de zure haring onder zijn kraam.

B00000007426, 28-03-2007, 15:46, 8C, 5320×2170 (568+2651), 100%, KB, 1/120 s, R39.0, G20.0, B25.3

De zuurjood stond al uren op de drukke markt en was nog even teruggelopen om een extra ton zure haring te halen op de Kloof. Zijn kar was zwaar geweest toen hij hem ‘s ochtends de smalle steeg uitduwde. Op Vlooienburg had hij een oude loods als stalling. De straatstenen waren vochtig geweest en de kar – top zwaar – slipte een paar keer vervaarlijk in de bocht.
Toen hij zijn handelswaar de Jodenbreestraat induwde zag hij het kwaad al liggen. De tramrails blinkten agressief tussen de klinkers in de ochtendzon. . Er zou een nieuwe tramlijn hier gaan lopen. Voortgedreven door elektriciteit nog wel. De stadsgemeente had besloten dat de paardentram te langzaam was. Hij was er kapot van. Vloekend had hij vanochtend staan zwoegen om zijn kar op de stoep te duwen, om de tram ruim baan te geven.
‘Het is mesjogge,’ dacht hij, ‘Mijn handel, moet plaats maken voor die sjikse. Alsof de mozele-trem niet hard genoeg ging.’

De stad had haast gekregen. Bovendien: elektriciteit was goedkoper dan een zak haver. En elektronen hoefden nooit uitgestald te worden. Zij konden 24 uur per dag kracht leveren.

In de Jodenbreestraat sneed de zangerige stem van Simon door het geroezemoes, bijna uitdagend. Hij stond niet meer op zijn oude plek dus hij moest de aandacht trekken.
Lekker zuur! Lekker zuur!’
De woorden galmden tegen de gevels. Tussen de gretige kopers voor de zuurkraam stond Prof. dr. Ehrenstein te weifelen. Met langzame bewegingen poetste hij zijn brillenglazen schoon met zijn zakdoek. Alsof hij nog een scherper beeld wilde hebben om de kraam te inspecteren.
Sinds zijn studententijd kwam hij al in de Jodenhoek om zuur te kopen. Simon beschouwde hem als zijn vaste klant. Ehrenstein was zich dood geschrokken toen hij de inhoud van de kar bekeek. Hij zag vandaag meer dan alleen de emaillen schalen met eieren, augurken, haringen en hete boontjes. Het krioelde van de zwarte beestjes op de kraam. Als wetenschapper realiseerde hij zich als geen ander zijn selectieve waarneming: hij zag uitsluitend meer dan levensgrote bacteriĆ«n, die als zwarte kevers traag over de augurken kropen. Dat is dus het onzichtbare vuil dat nooit echt weggewassen werd. Althans zo dicteerde zijn hersenen…


En ergens, boven dit alles, zat hij — de bouwer — met zijn vingers op de interface. Hij wreef in zijn ogen. Keek naar het scherm waar de scĆØne werd geladen. De interface gaf hem opties, knoppen, schuifjes. Alles wat hij nodig had om de dag van Simon te maken of te breken.

ā€œPolitie in scĆØne: ja/nee?ā€ 
ā€œGeweldsintensiteit: laag, gemiddeld, hoog.ā€
ā€œMorele puntenverdeling: wie wint hier qua ethisch bewustzijnā€

Hij staarde naar de instellingen. De voorstellen van de AI-agent flitsten voorbij:

ā€œVoeg dramatische spanning toe: laat de laarzen van de politie nadrukkelijker klinken.ā€

ā€œMarkeer het zingen van de Zuurjood als heroĆÆsch verzet.ā€

Maar hij klikte niets aan. Zijn hand bleef machteloos hangen boven de muis. Hij voelde het bloed in zijn vingers kloppen.
‘Ik bedenk dit maar ik voel het niet,’ dacht hij somber. ‘ Ik ben hier om het te maken — maar wie maakt wie eigenlijk?’
Hij keek naar het digitale raster. De code was strak. De scĆØnes grepen in elkaar als tandwielen. Maar onder die laag, wist hij, lag iets wat geen machinetaal kende: de verbolgen klank van een teleurgestelde marktkoopman, de geur van azijn, de onzekerheid van een geleerde die geen enkele zicht meer heeft op de dagelijkse praktijk. Daar kwam hij – de bouwer – op de proppen. Hij wist als geen ander wat anderen voelden. Zijn gevoel was de input voor de output die een machine niet kon genereren.
‘Laat het maar gebeuren,’ fluisterde hij tegen zichzelf.
‘Het gaat zoals het gaat.’
En hij drukte op ā€œScĆØne inladen: oproerā€.


Simon begroette Ehrenstein enthousiast vanachter zijn kraam.
‘Met die zoetzure smaak, precies zoals u gewend bent, Prof!” riep hij net iets te hard.
“Klopt, Simon,’ zei Ehrenstein glimlachend. Hij zag gelukkig weer helder. De gele uitjes dreven in ‘t zuur. Geen enge beestjes meer. Het zag er smakelijk uit. Het water liep hem in de mond.
‘De week is niet compleet zonder mijn portie Amsterdamse uitjes. En vandaag ook graag een moot haring, alsjeblieft.’
Ehrenstein overhandigde het schaaltje dat hij elke keer speciaal voor zijn zuurwaar meenam.
“Ah, de goede smaak, daar is tenminste nog wat van overgebleven in deze miesgasse wereld, ‘ mopperde Simon. ‘Wat een gesappel is het toch geworden hier op straat, met al die nieuwe fratsen!’
“Wat bedoel je, Simon? Het is toch druk zoals altijd?”
Simon wees met zijn vinger achter Ehrenstein. Achter hem hoorde hij het gepiep van de elektrische tram.
‘Die Sjikse daar, die nieuwe elektrische tram! Een regelrechte vloek voor de markt, zeg ik u! Die ijzeren beesten rijden rechtdoor, als een domme os op rails! Weet u nog, de goede oude paardentrams? Als ik met mijn zware kar vol augurken in pekel hier stond, dan reed die koetsier er gewoon omheen!’
‘Kom kom, Simon’, zei Ehrenstein sussend. ‘we moeten de vooruitgang de ruimte geven.’
‘Ruimte geven?’ zijn stem sloeg over. ‘Ze willen ons gwoon van de Jodenbreestraat af hebben! Ik sta hier al sjabbes op sjabbes, al jaren! En toen kwam die hork van een inspecteur Roering hier!’ ‘Weg met die karren!’ riep hij, ‘we leggen hier een snelle verbinding aan!’.
‘Mijn handkarren werden omgekieperd, de augurken, de lever, de eieren – alles lag bezaaid op straat. En dan durfde die miesgasser nog te roepen: ‘Pas op! Niet te dicht op mijn lijf of ik krijg luizen van jullie!’ Luizen! Terwijl wij als joden ons uiterste best doen voor onze persoonlijke hygiĆ«ne, dat weet u als dokter maar al te best. Hoe vaak heeft u niet geroepen dat de Joodse levensstijl – kosjer vlees en besnijdenis – juist de gezondheid heeft verbeterd in de Jodenhoek!’

vergroten

Ehrenstein lachte verlegen.
‘Je bent goed op de hoogte van mijn werk, Simon. Kom, vul mijn schaal met lekkers. Laten we van de voordelen uitgaan van een snelle tram. Ehrenstein keek om zich heen om medestanders te vinden voor zijn standpunt. Maar de mensen keken weg.
Simon liet zich niet ompraten. Hij was boos.
‘Ze willen ons het liefst naar de gallemiezen hebben, Prof!. Dat is gewoon een feit. En dan nu die elektrische trams die je al helemaal niet kan ontwijken. Nee, de paardentram, die kon nog een beetje meebewegen met het Joodse straatleven.’
Prof. Ehrenstein knikte begrijpend: “Het klinkt als een godvergeten strijd, Simon. De straathandel is hard. Je moet vechten op de grens van armoede en honger.’ Hij realiseerde zich direct zijn elitaire standpunt. Hij had makkelijk praten met de bezoldiging van een hoogleraar Gezondheidsleer.
Simons boosheid zakte wat weg: “Maar de kwaliteit blijft, Prof! Dat dan weer wel. Augurken, uien en kool, ingemaakt met zout, azijn en kruiden; dat is onze specialiteit en dat zal altijd blijven! Een cent een prik, en je hebt het lekkerste zuur van Mokum!’
‘Daar ben ik het helemaal mee eens, Simon. Tot volgende week!’
‘Tot ziens, Prof! Goede sjabbes!’

5225FO000002_022, 09-12-2002, 15:22, 8C, 3486×8568 (1780+965), 100%, AMS_2129_Fotob, 1/80 s, R49.9, G5.3, B4.8

Ehrenstein liep haastig terug over de Jodenbreestraat richting de Plantage. Handig laveerde hij tussen straatventers met handkarren, wandelend publiek. Het was een drukte van jewelste in de de voor Amsterdamse begrippen brede straat: een paardentram passeerde triomfantelijk een elektrische tram. Hij keek nog een keer achterom. Simon stond alweer zijn waar aan te prijzen.
Hij hoorde nog net de Zuurjood ritmisch zingen.
ā€œWie niet proeft, die niet weet –
wat zuur kan doen met lijf en geest!ā€
Hij hoorde de kracht en koppigheid in die stem — de echo van mensen die nooit de stad zouden verlaten, hoe vaak die ook van koers veranderde. Simon is een held. Hij heeft moed.

Terwijl de politie te paard dichterbij kwam, liep Ehrenstein niets vermoedend langs de Grote Sjoel. Op het Rembrandtplein had de inspecteur een peloton van bereden politie verzameld die nu in het gelid langzaam de Blauwbrug over reden, op weg naar de Jodenhoek. Sabel getrokken.
De lucht werd zwaarder. De stemmen luider. De paardenhoeven weerklonken tegen de gevels. Ritmisch, dreigend, als een echo van het geweld dat zich vooruit spoedde.
Ehrenstein stond stil. Hij hoorde achter zich de galopperende paarden die de Jodenbreestraat instoven. Daarboven uit de fluitjes van de bereden politie.


En de schrijver — of wie hij dacht te zijn — zag hoe het verhaal zich niet meer liet sturen. Weldra zou de hele Jodenhoek op zijn grondvesten gaan trillen.

(tijd voor een intermezzo?)

🦷🦷🦷🦷🦷 ? Voor een overweldigende en duurzame ervaring zeker raadplegen… want dit zijn kunstwerkjes waar de tand des tijds geen vat op heeft

Blader door alle onderwerpen

Snel bladeren