Zeker. Hieronder vind je een hoofdstukopening in literaire stijl, met een alwetende verteller die in een Amsterdams cafĆ© werkt aan zijn game of life wanneer hij wordt geconfronteerd met Pakmemaar ā zijn zwerver-alterego en kritische ik. Het gesprek ontvouwt zich als een filosofisch en poĆ«tisch duel waarin het moderne onbehagen langzaam vorm krijgt als verhalend denklandschap.
Het cafĆ© heette āDe Slingerā en zat weggestopt in een kromming van de Haarlemmerstraat, net onder de overhang van een oude tramleiding. De koffie was lauw, de jazz zacht. Op zijn laptop flikkerde een grid van avatars en verhaallijnen: zijn game of life ā werknaam Project Atlas. De avatars bewogen ritmisch in blokken code, maar de story ontbrak. Er was beweging, maar geen richting. Spel, maar geen zin.
Toen hij opkeek van zijn scherm, zat hij er weer. Pakmemaar. De Zwerver. Zijn andere ik. Zijn criticus zonder vaste verblijfplaats. In een vale regenjas, met een scheve hoed die in geen enkel tijdvak thuishoorde. Een glas kraanwater voor zich, vingers die nerveus patronen tekenden in het condens op de tafel.
āJe probeert het weer,ā zei Pakmemaar zonder hem aan te kijken, āeen wereld bouwen die je zelf begrijpt.ā
De alwetende verteller glimlachte flauwtjes, zijn hand nog op de touchpad. āJe bedoelt een verhaal. Iets dat zin geeft aan de algoritmes.ā
Pakmemaar haalde zijn schouders op. āZin is voor mensen die denken dat er vooruitgang is. Wat je maakt, is een reconstructie van je eigen verdwaaldheid.ā
Er viel een stilte. Buiten passeerde een fietskoerier, het achterwiel ratelend als een hartslag. Binnen in hem begon iets te trillen ā een oud ongemak, herkenbaar als een geur uit de kindertijd.
Pakmemaar leunde voorover. Zijn ogen glommen.
āHeb je je ooit afgevraagd,ā zei hij zacht, āof dat gevoel van onbehagen dat je nu hebt ā dat verdoofde hoofd, die informatiemoeheid, dat ongrijpbare gemis ā niet alleen jouw gevoel is, maar een soort collectieve duizeligheid? Alsof de wereld te snel draait voor ons innerlijk kompas? Alsof het tijdsbesef zelf uiteenvalt in flarden?ā
De verteller zweeg.
āDenk aan 1900,ā vervolgde Pakmemaar, āde Eiffeltoren was een alien van staal. Celine huiverde. Freud schreef over het onbehagen in de cultuur, terwijl koeien zure melk gaven van het lawaai van de stoomtrein. Snelle verandering sloeg op het zenuwstelsel. En nu? Jij klikt op je iPhone of het morgen regent, alsof dat normaal is. Je denkt dat je vooruitgaat, maar je snijdt jezelf los van alles wat je vroeger droeg. Taal. Ritueel. Stilte. Spel.ā
Hij dronk zijn glas leeg en zette het neer alsof het een komma was in een lange zin.
āWat ik je zeg is dit,ā zei hij langzaam. āHet onbehagen Ćs het verhaal. Schrijf dat in je spel. Maak van desoriĆ«ntatie een kaart. Geef je avatars geen doelen, maar een verlangen naar oriĆ«ntatie. Laat ze verdwalen ā en weten dat ze verdwalen. DƔƔr begint beschaving.ā
De alwetende verteller liet zijn hand zakken van het toetsenbord. Voor het eerst sinds weken keek hij niet naar het scherm, maar naar buiten. De stad leek ouder, langzamer, zwaarder. Alsof ze haar adem inhield.
Misschien, dacht hij,
is de game pas echt begonnen
als niemand meer weet wat het doel is ā
maar wel voelt dat het betekenis heeft
om te blijven bewegen.
Hij draaide zijn laptop naar Pakmemaar.
āGoed dan,ā zei hij. āVertel me meer. Vanaf het begin.ā
Laat me weten als je hier een vervolg op wilt: een innerlijke monoloog, fragment uit Project Atlas, of een dialoog waarin Pakmemaar tijdlagen verbindt aan personages.
(tijd voor een intermezzo?)
