Via 20 tussenstops werd in 22 dagen Batavia bereikt
Een goed geweer werd sterk aangeraden voor de jacht en verdediging tegen wilde dieren in de bossen van Achter-Indië, maar de piloot merkt op dat als men alles zou meenemen wat goedbedoelende vrienden aanbevolen, men beter een verhuiswagen dan een vliegtuig kon nemen.
luitenant-vlieger Jan Thomassen à Thuessink van der Hoop
Op 1 oktober 1924 steeg in Amsterdam de eerste intercontinentale vlucht van de Koninklijk Luchtvaart Maatschappij (KLM) op naar Batavia (Nederlands-Indië), het huidige Jakarta. De vlucht was nog niet rechtstreeks. Zo moesten er 20 tussenstops worden gemaakt voordat het toestel in Batavia zou landen.

https://notebooklm.google.com/notebook/5d482c75-9ec4-487c-bd54-88df1cebab05
Voor de vlucht naar Java werd het toestel, met registratienummer H-NACC, aangepast. De passagiersstoelen werden verwijderd en er kwamen extra benzinetanks in, zodat het ruim 10 uur in de lucht kon blijven. Het 16.000 kilometer lange traject moest in 22 dagen worden afgelegd. Met het oog op de tropische temperaturen werd een extra radiator onder de motor bevestigd en om het gewicht van het toestel te reduceren werden aan weerszijden op een na alle raampjes vervangen door zeildoek. In de cabine werden diverse reserve-onderdelen opgeslagen, waaronder ook een reserve-propeller.
Verder was de uitrusting primitief; navigeren gebeurde vooral op zicht. Piloten keken uit naar kerktorens, rivieren en steden. Kaarten waren vaak onvolledig.
De bemanning bestond uit KLM-piloot Jan Thomassen à Thuessink van der Hoop (vaak kortweg “Van der Hoop” genoemd), luitenant-vlieger Hendrik van Weerden Poelman en werktuigkundige Pieter van den Broeke.
Door de lucht naar Indië. “Met 112 foto’s, meerendeels door den schrijver genomen, en 38 kaarten en andere illustraties”. Uitg. Scheltens & Giltay, Amsterdam, 1925. 344 p.