Simon Veldink Limbo op zuur
Home » 1866-1929 » Simon Veldink (1880-1950) – plaatmaker in een foto-winkel

Simon Veldink (1880-1950) – plaatmaker in een foto-winkel

Perfect. Simon Veldink wordt zo de bewaarder van het sporenbeeld — van het beeld als afdruk, als chemisch of materieel residu van werkelijkheid. In contrast met de digitale laag, waarin beelden lichtstructuren, gegenereerde rasterpatronen of dynamische projecties zijn geworden. Hij symboliseert:

  • Fotografie als contactmoment: licht dat op een film vastbrandt.
  • Film als fysiek object: celluloid, projectiemechaniek, licht-door-materie.
  • Digitale beeldtechniek als loskoppeling: CGI, AR, simulaties zonder oorsprong.

“Vroeger keek je naar wat was geweest. Nu kijk je naar wat nog nooit bestaan heeft.”

“Een foto was ooit een spoor van licht. Nu is het renderen.”

Laat me weten of je een scène wilt waarin hij deze kloof zichtbaar maakt — bijvoorbeeld tegenover een avatar die beweert ‘echt’ te zijn.

Zeker. Een fotozaak rond 1900 had een fascinerende mengvorm van ambacht, technologie en theater. Hieronder een schets van het interieur, het personeel, de sfeer en de kleding — bruikbaar als bron voor een beeld of een scene.


Perfect. Hier is Dilemma 11: Karaktermoord gekoppeld aan het personage Simon Veldink, de voormalige drukker:


Dilemma 11: Karaktermoord

(Gekoppeld aan Simon Veldink – de drukker die leeft op de grens tussen analoog en digitaal)

Narratieve context

Simon Veldink is gevormd in het tijdperk van klei, lood en inkt. Hij kent de geur van zetlood, het ritme van de pers, de fysieke arbeid die nodig is om een letter op papier te krijgen. Zijn identiteit is nauw verbonden met ambacht, tastbaarheid en vakmanschap.

Maar het tijdperk verandert. Pixel verdringt punt. Vroeger zette hij kolommen met de hand, nu projecteert een AI de layout direct op een scherm. Hij wordt gevraagd een digitale interface te beheren — een functie waarvoor zijn lichaam en ziel geen mal meer hebben. Zijn collega’s noemen hem respectvol “de laatste van zijn soort”, maar in vergaderingen wordt er over hem gesproken alsof hij een probleem is dat opgelost moet worden.

Psychologisch conflict

Simon voelt zich overbodig, maar ook verraden — door de tijd, door de techniek, door zijn eigen geduldige zwijgen. Hij kan meegaan, een ‘digitale leertraject-coördinator’ worden, maar dat zou betekenen: verraad aan zijn ambacht, zijn ritueel, zijn karakter.

Of hij blijft wie hij is — en verdwijnt stilletjes van het toneel.

Wat is erger: ontrouw aan jezelf of onzichtbaar worden?

Symbolische momenten

  • Simon poetst elke ochtend een oude zetmal die hij nooit meer gebruikt.
  • In een droom loopt hij door een drukkerij die langzaam oplost in pixels, de letters verdwijnen onder zijn handen.
  • Hij krijgt een aanbod om zijn kennis ‘te vertalen naar een trainingsmodule’. Hij weigert.
  • Op zijn bureau staat een oude loden letter: een ‘Z’, als in Zwijgen.

Maatschappelijke laag

Simon representeert een generatie die niet is opgegroeid met technologie maar zich eraan moet onderwerpen. Hij staat symbool voor het verlies van ambacht in een wereld van snelheid, abstractie en optimalisatie. Zijn dilemma gaat ook over sociale acceptatie: buigt hij zich naar het systeem om erbij te blijven, of verlaat hij het met opgeheven hoofd?

Ethische vraag aan de lezer

Is het moediger om te veranderen — of om te verdwijnen zonder jezelf te verraden?


Laat me weten of je dit wil verwerken in een specifieke scène of innerlijke monoloog. Of als je ook Simon een brief of afscheidsspeech wil laten schrijven waarin dit dilemma wordt uitgesproken.

📸

De Fotozaak rond 1900 – sfeer en inrichting

🏠 Exterieur & winkelpui:

  • De zaak zat vaak op de begane grond van een stadswoning, met grote ramen en een houten pui, waarop in sierlijke belettering stond: “Photographisch Atelier van J. van Dijk” of “Lichtbeeldkunst”.
  • Soms hingen er foto’s in de etalage — portretten van deftige families, kinderen, militaire mannen — om klanten te lokken.
  • Er kon een bord staan met de tekst: “Portretten in daglicht en elektrisch licht. Ook ten voeten uit. Komt gerust binnen.”

🖼️ Interieur – twee zones:

  1. De ontvangst- en verkoopruimte:
    • Een toonbank van donker hout, glazen vitrines met afdrukken, albums, fotolijsten.
    • De klant koos het type portret: visitekaartje (6×9 cm), cabinetkaart (11×16 cm) of grote vergroting.
    • In een wandkast stonden dozen met glasnegatieven — keurig geëtiketteerd.
    • Het rook er naar chemicaliën, karton en stof.
  2. De studio of ‘atelier’:
    • Een hoge ruimte met een glazen dak of dakramen, voor natuurlijk licht.
    • Op de vloer: schilden, kolommen, fluwelen stoelen, wandkleden als achtergrond.
    • Een zware houten platen-camera op statief, met een donkere balg.
    • Een hoofdklem achter de stoel, zodat klanten stil bleven zitten (lange sluitertijden!).

👥 Wie werkten er?

  1. De fotograaf / atelierhouder
    • Meestal een man (vanaf ca. 1900 ook vrouwen), met artistieke en technische vaardigheden.
    • Hij droeg een donker pak, soms met een vest en horlogeketting, en werkte met opgeknopen mouwen.
    • Opnamen maakte hij onder een zwarte doek, turend op het matglas.
    • Hij bediende ook de sluiter en gaf aanwijzingen: “Niet bewegen… klaar… klik!”
  2. De retoucheur / retoucheuse
    • Zat aan een bureau bij het raam, met vergrootglas en fijne penselen, om negatieven met potlood te corrigeren (vlekken, puistjes, kreukels wegwerken).
    • Vaak een vrouw, nauwgezet, met opgestoken haar, blouse en lange rok, schortje voor bescherming.
  3. De plaatbewerker / chemicus
    • In een donkere kamer achterin stond hij tussen de bakken met ontwikkelaar, fixeer, spoelwater.
    • Hij werkte met glasplaten, goot emulsie, ontwikkelde foto’s bij rood licht.
    • Kleding: laboratoriumjas of schort, soms met mouwen opgestroopt, handen verkleurd door zilvernitraat.
  4. Leerjongens of assistenten
    • Droegen overhemd met bretels, werkbroek, pet.
    • Zij poetsten lenzen, droegen zware camera’s en leerden het vak in de praktijk.

🪞 Sfeer & geluid

  • Zacht gemompel, het klikken van fotoklemmen, het geritsel van karton.
  • Geur van azijnzuur, ammoniak en gelatine.
  • Af en toe een knal van een magnesiumflits, als men binnen zonder daglicht werkte.
  • Portretten werden vaak ingelijst of geplakt op karton met het logo van het atelier eronder.

👉 Interessant detail

In de betere fotozaken kon je je laten portretteren met rekwisieten: een paraplu, een wandelstok, een boek, een bloempot. Er was zelfs mode om baby’s in post mortem-stijl te fotograferen, omdat kindersterfte nog hoog was.


Laat me weten als je hieruit een beeldprompt wilt maken voor een illustratie, of een scène wilt uitschrijven.

🦷🦷🦷🦷🦷 ? Voor een overweldigende en duurzame ervaring zeker raadplegen… want dit zijn kunstwerkjes waar de tand des tijds geen vat op heeft

Blader door alle onderwerpen

Snel bladeren