Een Inrichting voor Arbeidstherapie in het Oosterpark (AGWO)
Op 15 mei 1926 werd de Inrichting voor Arbeidstherapie in het Oosterpark geopend. Later werd deze instelling bekend onder de naam: het Amsterdamsch Genootschap voor Werkverschaffing aan Onvolwaardigen (AGWO). Het doel van de inrichting was:
āaan hen, die na ziekte of ongeval in geneeskundig opzicht hersteld zijn, doch nog niet in staat zijn hun werk te hervatten, de gelegenheid te geven zelfvertrouwen en arbeidskracht te herwinnen, door practische oefening in hun oude beroep. Of, zoo nodig, opleiding in een ander vak.ā
De inrichting ligt direct naast en is verbonden aan het Parkherstellingsoord Oosterpark. Na het bijkomen van een operatie of ziekte wordt er gewerkt aan een groot sociaal belang. In deze instelling voor arbeidstherapie behouden geschoolde arbeiders hun vakbekwaamheid. Zij worden behoed voor het afzakken tot het leger van arbeidsongeschikten, sociaalonproductieve of ongeschoolde losse werkkrachten.
De inrichting biedt mogelijkheden om zich te scholen in timmeren, metselen, tuinieren, metaalbewerking, letterzetten, machineschrijven, stenografie, boekhouden enzovoort. Velen van de patiĆ«nten kunnen daardoor terugkeren in de oude of nieuwe betrekking. In een persbericht doet de āCommissie voor Arbeidstherapieā een oproep. De commissie wil namelijk het werkveld verbreden (bijvoorbeeld met schoenmaken en smeden). Om tijdelijk arbeidsongeschikten te behoeden voor de arbeidsongeschiktheid is steun nodig. Steun in de vorm van belangstelling, maar vooral ook in de vorm van geldelijke steun. Bij het persbericht zou een intekenlijst zijn gevoegd, deze is helaas niet meer aanwezig.
bron:
Persbericht van āDe Commissie voor Arbeidstherapieā, 1926. Archief van de Sociale Raad en rechtsvoorgangers. Gemeentearchief Amsterdam.

Een āonvolwaardigeā aan het werk. De afbeelding is afkomstig uit De Telegraaf, 29 juni 1929. Bron: āArchief van de Sociale Raad en rechtsvoorgangersā. Gemeentearchief Amsterdam.
In het Oosterpark, naast het Koloniaal Instituut, zijn de werkplaatsen van het Amsterdamsch Genootschap voor Werkverschaffing aan Onvolwaardigen (AGWO) gevestigd. Er worden hier vele activiteiten verricht, bijvoorbeeld:
citaat
- Een kranig constructeur van de Fokkerfabrieken, die wegens TBC niet langer in een groot bedrijf kon werken, leert hier zijn lotgenoten de kunst en soms het kunstzinnige van de houtbewerking.
- Meubelmakers, die te zwak van lichaam waren om in de fabriek te blijven arbeiden of een hand of een vinger missen door een ongeval, zoomede anderen, o.a. een kantoorbediende zonder linkerhand, tooveren uit oude kasten of van ouderwetsche onooglijke tafels de fraaiste theekastjes.
- Onvolwaardige arbeidskrachten hebben zelfs geleerd met allerlei electrisch aangedreven machines om te gaan, alsof zij weer gewone vakmenschen zijn geworden.
- Het geeft grote voldoening, hoewel enigszins aandoenlijk, te zien hoe een flinke arbeider nu hij een zijner armen mist, in staat geworden is door oefening allerlei leuk kinderspeelgoed te maken.
In januari 1929 werken er in de werkplaatsen al twintig mensen samen. Er werken zowel āgeestelijk onvolwaardigenā, ālichamelijk getroffenenā als anderen die zwak van gestel zijn, waarvoor arbeid op de gewone wijze verboden is. De werkplaatsen zijn luchtig en ook niet ongezellig ingericht. De arbeidstijd is zes uren per dag. Rusten gebeurt in de heerlijke frisse omgeving van het Oosterpark.
De AGWO is in staat om allerlei activiteiten te verrichten. Voorbeelden van activiteiten zijn; smeedwerk, houtbewerking, stoelen matten, metselwerk, bankwerk maar ook de bouw van radioapparaten. Daarnaast kan de AGWO zorgen voor machineschrijvers, stenografen, letterzetters en tuinlieden. Voor elke opdracht heeft de AGWO wel een arbeider.
citaat
āIn overleg met de Arbeidsbeurs worden, naarmate er meer werk is, onvolwaardigen aan het werk gezet. Hoe meer opdrachten en aanvragen er komen, hoe meer stumpers er geholpen kunnen worden.ā
bron:
De Telegraaf, 29 juni 1929. In het āArchief van de Sociale Raad en rechtsvoorgangersā. Gemeentearchief Amsterdam.
Het Amsterdamsch Genootschap voor Werkverschaffing aan Onvolwaardigen (AGWO) ā Historie en Hedendaagse Context
Ontstaansgeschiedenis van het AGWO (1926)
In de jaren 1920 groeide in Amsterdam de aandacht voor arbeidstherapie ā het inzetten van werk als middel tot herstel en re-integratie voor mensen die door ziekte of handicap (toen aangeduid als āonvolwaardigenā) tijdelijk of blijvend buiten het reguliere arbeidsproces vielen. Een belangrijk initiatief op dit terrein was de Inrichting voor Arbeidstherapie, geopend op 15 mei 1926 in het Oosterpark. Deze instelling stond direct naast en was verbonden aan het bestaande Parkherstellingsoord Oosterpark, een herstellingsoord waar patiĆ«nten na medische behandelingen konden aansterken. De arbeidstherapie-inrichting werd al snel een zelfstandige organisatie onder de naam Amsterdamsch Genootschap voor Werkverschaffing aan Onvolwaardigen (AGWO).
Het initiatief voor de oprichting kwam voort uit zowel medische als sociale overwegingen. Na de Eerste Wereldoorlog en de Spaanse grieppandemie waren er veel mensen die lichamelijk waren hersteld van ziekte of ongeval, maar nog te zwak om terug te keren in hun oude beroep. Artsen en sociaal werkers onderkenden dat langdurige werkloosheid voor deze groep kon leiden tot verlies van vakbekwaamheid, armoede en maatschappelijke uitsluiting. De Vereniging voor Parkherstellingsoorden (onder leiding van directeur A. Rƶsener Manz) nam het voortouw om naast de medische revalidatie ook een werkplaats te creĆ«ren waar arbeidsongeschikten via praktijkscholing hun plek in de maatschappij terug konden vinden. Dankzij particuliere giften en fondsenwerving ā in 1926 verleende de gemeente Amsterdam nog gƩƩn structurele subsidie ā kon het AGWO van start gaan in een houten paviljoen bij de Mauritskade, in de luwte van het park.
Doelen en missie van het AGWO
Het AGWO had vanaf de start een duidelijke sociale en therapeutische missie. In een persbericht uit 1926 werd het doel van de Inrichting voor Arbeidstherapie als volgt omschreven: āaan hen, die na ziekte of ongeval in geneeskundig opzicht hersteld zijn, doch nog niet in staat zijn hun werk te hervatten, de gelegenheid te geven zelfvertrouwen en arbeidskracht te herwinnen, door practische oefening in hun oude beroep. Of, zoo nodig, opleiding in een ander vak.ā. Met andere woorden: men wilde gedeeltelijk arbeidsongeschikte mensen helpen om weer arbeidsfit te worden, hetzij door hun eigen vak in een beschutte omgeving te oefenen, hetzij door hen om- of bij te scholen voor ander passend werk. Hieraan lag de overtuiging ten grondslag dat werk niet alleen economische waarde heeft, maar ook therapeutisch: het herstelt het zelfvertrouwen, de eigenwaarde en de sociale participatie van de betrokkene.
In de beginjaren lag de nadruk sterk op arbeidstherapie als verlengstuk van medische revalidatie: het AGWO wilde voorkomen dat geschoolde krachten door langdurige inactiviteit afzakten tot āhet leger van arbeidsongeschikten, sociaal onproductieve of ongeschoolde losse werkkrachtenā. Al snel evolueerde de doelstelling echter verder. Tijdens een congres in 1928-1929 werd besloten dat de organisatie niet enkel een tijdelijke oefenplek moest zijn, maar een blijvende toevluchtsoord voor āonvolwaardigenā, waar zij langdurig zinvol werk konden verrichten. De focus verschoof naar werkverschaffing in bredere zin: āDus niet alleen gebrekkigen een ander vak te leeren, doch hun ook aan arbeid te helpen, zooveel mogelijk blijvend, waardoor zij niet langer aangewezen waren op liefdadigheid en armenzorg, wordt het voornaamste streven.ā. Het AGWO ontwikkelde zich daarmee tot een vroege vorm van een sociale werkplaats, waar arbeidsgehandicapten beschut werk deden met het oog op duurzame zelfredzaamheid.
Vanaf het begin richtte het AGWO zich zowel op lichamelijk gehandicapten als op geestelijk onvolwaardigen (personen met psychische of psychiatrische problemen, in de terminologie van die tijd). Termen als āonvolwaardigenā of zelfs āstumpersā ā vandaag zouden we spreken van mensen met een arbeidsbeperking ā geven aan hoe men in de jaren ā20 en ā30 over deze doelgroep sprak. Ondanks die gedateerde bewoording was de onderliggende visie progressief: het geloof dat met de juiste hulp ook deze mensen productief en waardig konden deelnemen aan de samenleving, in plaats van afgeschreven te worden.
Praktische werking en resultaten
Organisatie en activiteiten: De werkplaats van het AGWO in het Oosterpark bestond uit verschillende afdelingen waar de deelnemers praktisch aan de slag konden. Zo waren er mogelijkheden tot timmeren, metselen, tuinieren, metaalbewerking, letterzetten, machineschrijven, stenografie, boekbinden en ga zo door. Voor vrijwel elk beroep of ambacht had het AGWO een afdeling, zodat voormalige vaklieden hun oude stiel konden oppakken en nieuwe vaardigheden konden aanleren. De werkplaatsen waren licht, ruim en āniet ongezelligā ingericht, en lagen in de gezonde omgeving van het park. Men werkte ongeveer zes uur per dag, met voldoende rust tussendoor in de frisse buitenlucht. De begeleiding werd gedaan door vaklieden (soms zelf herstellende patiĆ«nten) en toezichthouders, onder leiding van een kleine staf vanuit de Vereniging Parkherstellingsoorden.
Deelnemers en doelgroep: In januari 1929 waren er al zoān twintig deelnemers actief in de AGWO-werkplaatsen. Deze groep omvatte zowel mensen met fysieke beperkingen (bijvoorbeeld door tuberculose verzwakte arbeiders, of personen met amputaties) als mensen met psychische problemen of een zwakke gezondheid. Een tijdgenoot beschreef de deelnemers met bewondering: āgeestelijk en lichamelijk getroffenen werken aan een betere toekomstā. De Telegraaf van 27 juni 1929 somde enkele voorbeelden op van het werk in de werkplaats: een voormalig constructeur van de Fokkerfabrieken die door TBC niet meer in een grote fabriek kon werken, leerde lotgenoten houtbewerking; meubelmakers die te zwak waren voor de fabriek of een hand misten, toverden uit oude meubelen de fraaiste nieuwe theekastjes; āeen kantoorbediende, die zijn linkerhand mist,ā bleek in staat om na oefening allerlei speelgoed te maken. (Zie afbeelding 1.) Deze anekdotes illustreren hoe het AGWO de resterende capaciteiten van deelnemers centraal stelde. Ondanks hun beperking wisten velen dankzij training weer vakwerk af te leveren en groeide hun zelfvertrouwen zichtbaar.
Afbeelding 1: Een deelnemer aan het werk in de AGWO-werkplaats (1929). Deze voormalige kantoorbediende mist zijn linkerhand en wordt omgeschoold tot timmermanć44ā ć. Onder deskundige begeleiding leren arbeidsgehandicapten nieuwe vaardigheden om hun kansen op werk te vergroten.
Werkwijze en resultaten: Het AGWO fungeerde zowel als therapeutisch centrum als daadwerkelijk productiebedrijf. De vervaardigde producten en diensten ā van meubelmakerij tot typwerk ā werden aangeboden aan klanten. In overleg met de gemeentelijke Arbeidsbeurs werd, naarmate er meer werkopdrachten binnenkwamen, een groter aantal āonvolwaardigenā ingeschakeld. Zoals een verslag uit 1929 het uitdrukte: āHoe meer opdrachten en aanvragen er komen, hoe meer stumpers er geholpen kunnen worden.ā Het AGWO was dus afhankelijk van opdrachten van bedrijven en particulieren. Dankzij actieve acquisitie slaagde men er zelfs in de crisistijd (jaren ā30) in om bij diverse afdelingen het aantal orders op peil te houden of uit te breiden. Zo leverde het AGWO onder meer drukwerk, timmerwerk en zelfs de inrichting van ruimtes: in 1939 werd bijvoorbeeld vermeld dat de kinderkamer aan boord van het passagiersschip m.s. āOranjeā was ingericht door het AGWO, naar ontwerp van Lion Cachet.
De resultaten waren bemoedigend. Vele āpatiĆ«ntenā keerden terug naar hun oude of een nieuwe baan na hun periode bij het AGWO. Degenen voor wie reguliere plaatsing niet haalbaar was, vonden in het AGWO een zinvolle dagbesteding en een vorm van beschermd werk. In de eerste jaren bleef de financiering echter een punt van zorg. Het AGWO draaide op particulier initiatief en donaties. De Telegraaf-artikelen uit 1929 waren lovend en riepen het publiek en het bedrijfsleven op om de āprachtige instellingā financieel te steunen. De gemeente Amsterdam volgde de ontwikkelingen met interesse maar gaf te kennen pas subsidie te zullen verlenen als er over meerdere jaren bewezen resultaten waren geboekt. Desondanks wist het AGWO zich te handhaven in de crisisjaren, zij het met moeite. Pas bij de verhuizing in 1935 (zie hieronder) kwam er enige gemeentelijke steun, in natura en via stichtingsgeld.
Groei, verhuizing en einde van het AGWO
Ondanks de economische crisis in de jaren ā30 bleef het aanbod van arbeidsgeschikten dat een plek zocht bij het AGWO groot. Al kort na de opening in 1926 dacht de leiding aan uitbreiding vanwege de vele aanmeldingen van āonvolwaardigenā die men niet meteen kon plaatsen. Plannen voor een extra leerschool voor ongeschoolde werklozen lagen op tafel in samenwerking met het Bureau voor Beroepskeuze, zodat het AGWO naast therapie ook echte vakopleiding kon gaan bieden. Deze ambitieuze plannen werden echter ingehaald door tegenslag: eind 1934 sloeg het noodlot toe toen de oude werkplaats bij het Oosterpark afbrandde. In ƩƩn klap raakte het AGWO zijn onderkomen en uitrusting kwijt. De brand, die ās nachts woedde, verwoestte de houten paviljoens bijna volledig.
Toch gaf men niet op. Reeds op 4 juni 1935 ā amper een halfjaar later ā kon het AGWO een nieuw pand betrekken aan de Zeeburgerdijk 209-211 in Amsterdam-Oost. Deze snelle doorstart werd mogelijk dankzij de medewerking van de gemeente (die het voormalige schoolgebouw aan de Zeeburgerdijk beschikbaar stelde) en steun van de Stichting Hulp na Onderzoek voor de herinrichting van de werkplaatsen. De opening van de nieuwe werkplaats was feestelijk: uit een verslag in het tijdschrift De Schakel blijkt trots op het nieuwe onderkomen: āeen alleszins geschikte werkplaats, zelfs heel wat beter dan de afgebrandeā, met alles gelijkvloers (ideaal voor invaliden) en ruimte voor alle afdelingen. Men beschikte nu over een complete meubelmakerij, timmerafdeling, behangerij/stoffeerderij, boekbinderij, kopiĆ«rinrichting, een lichtreclame-atelier (neon), een afdeling voor reparatie en onderhoud van huizen, motorboten en jachten, Ć©n een schilderswerkplaats, met centraal een kantoor. Bij de heropening werden ātal van keurige werkstukkenā tentoongesteld, en zag men de mannen met āveel animo en blijkbaar goede vakkennisā aan het werk. Het AGWO had zich dus herpakt en was halverwege de jaren ā30 klaar voor een nieuwe toekomst. (Zie Afbeelding 2 voor een foto van het pand aan de Zeeburgerdijk, ca. 1935.)
Afbeelding 2: Het AGWO-gebouw aan de Zeeburgerdijk 209-211 te Amsterdam, rond 1935. Dit langgerekte gebouw met rietdak huisvestte de uitgebreide werkplaatsen na 1935. Ondanks de verbeterde faciliteiten zou het AGWO niet ongeschonden door de oorlog komen.
Helaas was die toekomst van korte duur. Tijdens de Duitse bezetting, op 29 april 1942, brak opnieuw een grote brand uit in de AGWO-werkplaats aan de Zeeburgerdijk. Volgens krantenberichten werd het hele complex āvolkomen in de asch gelegdā. De brandweer en geneeskundige dienst kwamen ter plaatse; verschillende aanwezige invalide werknemers moesten geĆ«vacueerd worden, maar materieel viel niet veel te redden. Over de oorzaak van de brand werd onderzoek ingesteld ā sommige bronnen vermoeden sabotage of brandstichting, al is dit nooit bevestigd. Feit is dat de schade totaal was. In het bezette Amsterdam van 1942 waren de mogelijkheden tot wederopbouw zeer beperkt. Voor zover uit de archieven blijkt, is het AGWO na deze catastrofe niet meer actief heropend. De oorlogsomstandigheden en de verwoesting van de werkplaats maakten een voortbestaan onmogelijk. Mogelijk zijn restanten van de organisatie na de oorlog opgegaan in gemeentelijke sociale diensten, maar expliciete vermeldingen daarvan ontbreken. Wel is bekend dat de term āonvolwaardigenā na 1945 snel in onbruik raakte en plaatsmaakte voor termen als āarbeidsongeschiktenā of āinvalidenā. Het concept van beschutte arbeid leefde voort in de naoorlogse sociale werkvoorziening, zij het in nieuwe organisatorische vorm (bv. gemeentelijke sociale werkplaatsen onder de Wet Sociale Werkvoorziening vanaf de jaren ā50-ā60). Het AGWO zelf verdween echter van het toneel, als een in vlammen beĆ«indigd maar toonaangevend experiment in sociale re-integratie.
Arbeidstherapie in Amsterdam anno 2025: ContinuĆÆteit en Verandering
Wanneer we de situatie van toen vergelijken met die van Amsterdam in 2025, valt zowel continuĆÆteit als verandering op. Net als in de jaren 1920 bestaat ook nu de overtuiging dat werk of gestructureerde dagbesteding een cruciale rol speelt in het herstel en welzijn van mensen met psychische aandoeningen. Waar men honderd jaar geleden een aparte werkplaats oprichtte, is arbeidsparticipatie van deze doelgroep tegenwoordig verankerd in zowel de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) als het sociale domein van de gemeente. Toch zijn de uitdagingen ā stigmatisering, beperkte arbeidskansen, nood aan ondersteuning ā in de kern vergelijkbaar.
Instellingen en aanbod: In 2025 kennen we in Amsterdam geen genootschap dat precies hetzelfde is als het AGWO, maar er zijn diverse organisaties en projecten die een vergelijkbare functie vervullen. Binnen GGZ-instellingen bestaan gespecialiseerde re-integratieafdelingen. Een voorbeeld is Stichting Roads (onderdeel van Arkin GGZ), die zich richt op arbeidsrehabilitatie voor mensen met psychiatrische aandoeningen door middel van werkprojecten, leerwerktrajecten en jobcoaching. Ook organisaties als Reakt (onder Parnassia Groep) en De Regenboog Groep faciliteren arbeidsmatige dagbesteding ā denk aan sociale firmaās, creatieve werkplaatsen of horeca-projecten waar cliĆ«nten in een beschermde omgeving werkervaring opdoen. Daarnaast bestaat er een Clubhouse-initiatief, De Waterheuvel, waar mensen met psychische kwetsbaarheid gezamenlijk een clubhuis runnen als vorm van rehabilitatie en daginvulling. Buiten de GGZ zijn er de reguliere sociale werkplaatsen (tegenwoordig vaak onder gemeentelijk werkbedrijf Pantar vallend) en talloze maatschappelijke initiatieven (zoals kringloopwinkels, stadsboerderijen, etc.) die participatieplekken bieden aan mensen met beperkingen. Het palet aan aanbieders is dus versnipperd maar breed ā waar het AGWO alles onder ƩƩn dak bood, is er nu een netwerk van kleinere projecten.
Methodes en benadering: De aanpak van arbeidstherapie is in de loop der tijd aanzienlijk geprofessionaliseerd. Waar in 1926 vaklieden op basis van praktische wijsheid hun kennis overdroegen, werken we nu met evidence-based methodieken. Een veelgebruikte methode is Individuele Plaatsing en Steun (IPS), een bewezen effectieve begeleidingstechniek om mensen met ernstige psychische aandoeningen te helpen aan betaald werk in een regulier bedrijf. Bij IPS zoekt men direct een passende baan voor de cliĆ«nt, met intensieve coaching op de werkvloer. Amsterdam heeft IPS sinds circa 2015 op brede schaal ingevoerd via GGZ-partners en met financiering van de gemeente. In de periode 2015-2019 namen 298 Amsterdamse GGZ-cliĆ«nten deel aan een IPS-traject. Daarnaast is arbeidsmatige dagbesteding voor velen een belangrijk aanbod: dit zijn activiteiten die op werk lijken (bv. productie, creatief of horeca), maar zonder druk van loon en prestatie, gericht op structuur geven aan de dag en sociale contacten opdoen. Sommige cliĆ«nten stromen van dagbesteding door naar vrijwilligerswerk of betaald werk, anderen houden dit als zinvolle invulling. Ook ervaringsdeskundigheid en maatwerk zijn sleutelwoorden anno 2025 ā begeleiding wordt afgestemd op iemands persoonlijke mogelijkheden en herstelproces, en vaak worden ex-cliĆ«nten betrokken om anderen te motiveren.
Impact en uitdagingen: Dankzij deze moderne methodes en een ruimer begrip van rehabilitatie zijn de kansen voor mensen met psychische kwetsbaarheden verbeterd. Veel deelnemers geven aan dat werk ā betaald of onbetaald ā hen structuur, eigenwaarde en sociale binding geeft, wat hun psychisch herstel ten goede komt. Successen zijn er zeker: zo vindt een substantieel deel van de deelnemers aan IPS uiteindelijk regulier werk of een opleiding, en draaien sociale firmaās in de stad op de inzet van voorheen uitgesloten groepen. Toch blijven de uitdagingen groot. De arbeidsdeelname van mensen met ernstige psychische aandoeningen blijft relatief laag vergeleken met de algemene beroepsbevolking. Waar in Nederland de gemiddelde werkzame beroepsbevolking rond 80% ligt, is dit percentage onder mensen met bijv. schizofrenie of andere ernstige psychische aandoeningen slechts een fractie daarvan (enkele tientallen procenten) . Veel mensen stuiten op vooroordelen bij werkgevers en op concurrentie op de reguliere arbeidsmarkt. Bovendien kampt de GGZ met beperkte middelen voor langdurige begeleiding.
Vergeleken met 1926 is er anno 2025 wel meer wettelijke verankering: via de Participatiewet is de gemeente verplicht mensen met arbeidsbeperkingen te ondersteunen, bijvoorbeeld met beschut werk of loonkostensubsidies. In de praktijk blijkt echter dat een geĆÆntegreerde aanpak ā zoals het AGWO destijds had binnen ƩƩn organisatie ā lastig vol te houden is in het moderne zorglandschap met gescheiden loketten (werk & inkomen, zorg, welzijn). Desondanks is de geest van het AGWO nog herkenbaar: het geloof in arbeid als middel tot maatschappelijke integratie van mensen met psychische of fysieke beperkingen. Waar het AGWO pionierde met een fysieke werkplaats in het park, zien we nu die visie terug in tal van initiatieven verspreid over de stad. Iedere tuincentrumwerkplek, leer-keuken of IPS-traject in Amsterdam anno 2025 draagt een beetje van dat erfgoed mee.
Conclusie
Het Amsterdamsch Genootschap voor Werkverschaffing aan Onvolwaardigen (AGWO) was een vooruitstrevend antwoord op een sociaal-maatschappelijk probleem van zijn tijd: het verlies van arbeidscapaciteit bij mensen die tussen wal en schip dreigden te vallen. Tussen 1926 en 1942 wist het AGWO honderden Amsterdamse mannen (en mogelijk ook vrouwen) nieuwe kansen te bieden door een combinatie van therapie, scholing en productie. De geschiedenis van het AGWO laat zien hoe in een periode van verzuiling en crisis toch bruggen geslagen werden tussen zorg en arbeid ā met de werkplaats als plaats van hoop en herstel. Hoewel het AGWO door oorlogsgeweld ten onder ging, leefde het concept voort in latere sociale werkvoorzieningen en re-integratieprogrammaās.
In 2025 is de context anders en de terminologie veranderd, maar de kernidee is springlevend. Amsterdam beschikt over een breed scala aan initiatieven voor arbeidstherapie en re-integratie van mensen met psychische aandoeningen, variĆ«rend van beschutte werkplekken tot begeleiding naar regulier werk. De methodes zijn professioneler en de schaal is groter, maar net als toen staat het menselijk gezicht centraal: zien wat iemand wĆ©l kan in plaats van wat niet, en vanuit dat vermogen bouwen aan een zinvolle rol in de samenleving. De lessen uit het AGWO ā het belang van samenwerken (zorg, overheid en bedrijfsleven), het creĆ«ren van een veilige leeromgeving, en onvoorwaardelijk geloven in de mogelijkheden van ieder mens ā zijn daarmee nog altijd relevant.
Bronnenoverzicht
- Amsterdam Museum / Geheugen van Oost ā dossier Inrichting voor Arbeidstherapie / AGWO door Frits Slicht (2011). Bevat rijke historische informatie en citaten uit tijdschriften en kranten.
- Stadsarchief Amsterdam ā Archief van de Sociale Raad inv.nr. 400-2527. Hierin bevinden zich o.a. persberichten, verslagen en brochures van het AGWO.
- Krantenartikelen uit de periode: De Telegraaf 27-29 juni 1929 (lovend verslag over het AGWO), Utrechtsche Courant 30 april 1942 (bericht over de brand aan de Zeeburgerdijk), NRC 24 feb 1939 (melding straatcollecte AGWO).
- Delpher.nl ā Digitale krantenarchief voor primaire berichten (o.a. bovengenoemde kranten).
- OECD (OESO) & Gemeente Amsterdam ā Rapporten over arbeid en mentale gezondheid. Bijv. Mental Health and Work: Netherlands (2014) en Vijf jaar ervaring met IPS in Amsterdam (2021) voor data anno 2025 .
- Websites van huidige instellingen: o.a. Arkin (Roads), De Waterheuvel, Pantar ā voor informatie over hedendaagse arbeidsparticipatieprojecten in Amsterdam. (Deze websites leveren algemene informatie; concrete cijfers komen uit onderzoeksrapporten.)
Beeldmateriaal
Afbeelding 1: Foto (krantenknipsel) uit 1929 van een ƩƩnhandige cursist bij het AGWO in opleiding tot timmermanć44ā ć. Dit beeld illustreert de arbeidstherapeutische aanpak: een fysieke beperking hoeft vakmanschap niet in de weg te staan.
Afbeelding 2: Foto van het AGWO-gebouw aan de Zeeburgerdijk te Amsterdam, ca. 1935. Hier vond het AGWO onderdak na de brand van 1934. Opvallend is het bord boven de ingang met de naam van het genootschap, waarmee het duidelijk herkenbaar was als werkplaats voor āonvolwaardigenā. (Foto afkomstig uit de Beeldbank van het Stadsarchief Amsterdam.)