De gouache doet de vraag rijzen hoe oud het terras in de huidige vorm nu eigenlijk is. Niet idioot oud, zou je denken, want op schilderijen uit de 17de en 18de eeuw komt het niet voor. Burgers zaten in wintertuinen of op stoepjes voor hun huis, maar dat kun je geen terrassen noemen. De stad leek toen helemaal niet ingericht op terrassen, want die was te vuil en had te weinig trottoirs. Het terras ontstond later, rond de tijd dat ook het grand café, het modewarenhuis en andere tekenen van welvaart in Nederland het licht zagen: de vroege 20ste eeuw, of de decennia daarvoor. Leo, die eigenlijk Leendert heette – Leo, van Da Vinci, was z’n bijnaam –, was een kind van deze tijd.
Zijn gouache is een bingokaart van nieuwigheden. Allereerst is er de lantaarn links, die niet zoals destijds gebruikelijk op gas brandde, maar op elektriciteit. Slechts twee jaar eerder werd in Amsterdam de eerste lantaarn van dit type operationeel. Kijk je naar rechts, dan zie je de tweede noviteit: de elektrische tram, ‘die leelijke zielloze doos’, aldus tijdgenoot Breitner. Zulke elektrische voertuigen reden vanaf 1903.
Ook relatief nieuw was de voor consumenten bestemde fiets, waarvan er een naast de tram rijdt. Rond de eeuwwisseling begon dit rijwiel in het straatbeeld te verschijnen. In 1906 zal de tweewieler nog net nieuw genoeg zijn geweest om de terrasgasten te doen opkijken: ‘Kijk, Sjaan, hij maakt een bochie…’
De clientèle is trouwens het eerste dat opvalt aan het schilderij, dat oogt veel deftiger dan het ‘gemêleerde gezelschap’ dat je tegenwoordig treft aan deze zijde van het plein. Hoeden, hoedjes, pochetten – de kleding wijst op wellevendheid en een aanzienlijke mate van economische voorspoed. Het heerschap dat links voorin zo genoeglijk zit te paffen ziet eruit als de archetypische rentenier. De kalende al even smakelijk rokende meneer rechts lijkt me ook iemand die de beurskoersen met meer dan gemiddelde belangstelling volgt. Maar in wezen doet hun uitdossing er niet toe: het feit dat ze hier, midden op de dag, wanneer andere Amsterdammers werken, op het terras zitten, verraadt hen als leden van de bezittende klasse. Dat het rond het middaguur is, zie je dan weer aan de schaduwen en het licht.
Meer nog dan de trefzekerheid waarmee de terrasgasten zijn afgebeeld – de fronsende nek van de kale man, de rode neus van de roker – is het het licht dat de boel tot leven wekt. Het heeft de schelle, waar-is-mijn-zonnebril-achtige kwaliteit en trekt halo’s rond hoeden. Kale koppen zien eruit als opgepoetste struisvogeleieren. De gevels aan de Westkant van het plein worden er door verblind. Als je er wat langer naar kijkt, valt op hoe hedendaags de lavendelkleurige gevelwand oogt. Zoom erop in, en je hebt een Tuymans.






