Nescio schrijft in 1951 aan de gemeente: ‘hoe het nu gaan zal met de buitenlaan van Frankendaal?’

Op de Middenweg in Amsterdam, tegenover café Elsa’s, zit een eigenaardige knik in het fietspad. Dat is een literair monumentje. Want toen dit pad werd aangelegd in 1951 klom Koekebakker alias J.F. Gönloh uit het verhaal ‘Titaantjes’ in de pen. Zijn hele schrijversleven al verzette hij zich imaginair tegen ‘de gewichtige heeren’. Gelijk zijn romanpersonage Koekebakker was hij inmiddels oud en burgerlijk geworden. Zijn jeugd had hij achter een hek in het Oosterpark verloren. Na de oorlog woonde hij met zijn vrouw op het Linnaeushof 18. Toch beleefde hij daar nog één stuiptrekking uit zijn rebelse jeugd. Hij schreef vol verontwaardiging als Dichtertje een brief aan de Hoge Heren van de Gemeente Amsterdam. Hij vond het zonde als de bomen sneuvelden voor het nieuwe pad. De gemeenteambtenaar had kennelijk respijt voor Nescio want het pad werd uiteindelijk met een bocht om de bomen heen gelegd. vlakbij de plek waar de bomen moesten wijken voor een fietspad. Iedereen die nu langs de Middenweg fietst op de hoogte van de Vomar en café Elsa’s is daar nog steeds getuige van.
Of de inlichtingen van de gemeente over Frankendael Grönloh zullen hebben gerustgesteld, valt te betwijfelen. Anderhalf jaar later doopte hij zijn pen wederom in de inkt. ‘Ik vrees, dat U nog eens vlug zult moeten onderzoeken hoe het nu gaan zal met de buitenlaan van Frankendaal (buiten de sloot).’ Hij had naar de werkzaamheden staan kijken en ‘ondanks alle sussende berichten’ zag het er naar uit dat ‘de laan gekapt zal worden. De poortingang is al achteruit gezet, het bruggetje over de tochtsloot wordt verbreed & komt, als dat klaar is, in het verlengde van de laan.’ Aan iemand die hij ‘voor een opzichter hield’ vroeg hij of de bomen zouden worden gerooid. Deze zei: ‘“Een paar misschien.”’ Dat was voor hem ‘een antwoord in den bekenden trant. Het sloopen van een paar boomen heeft geen zin, er gaat dan minstens één van de twee rijen heelemaal eraan.’ Hij vreesde dat er ‘periculum in mora’28 was. Om de ernst van de situatie duidelijk te maken, maakte hij in zijn brief een schetsje, zoals hij die ook meermalen in zijn dagboek maakte.







