Bekijk de Geheugen Groeve op mijn zolder
Suske en Wiske. Een strip met een boodschap. Door zijn vorm, lekker plaatjes kijken en af en toe een zin lezen, is de maatschappijkritiek van Willy Vandersteen goed blijven hangen. Mijn gehele jeugd heb ik ze verslonden. En soms denk ik dat het mijn moreel besef heeft bepaald. Idioot eigenlijk.
De invloed van Willy Vandersteen op kinderen uit jaren ’70 wordt onderschat
Neem nou het album ‘De Poenschepper’ – op de een of andere manier had dat album een enorme aantrekkingskracht op mij. Ik kon er geen genoeg van krijgen. Ik heb het nog een keer herlezen, na 46 jaar. De boodschap is nog steeds krachtig en actueel: zakenlui worden verblind door bergen poen en verkopen hun ziel aan de duivel. De duivel is in dit geval een machine die ‘berekeningen’ doet en deals kan sluiten met andere partijen. Hij genereert bakken vol met poen. In het verhaal zien we hoe Lambik verleid wordt door twee handlangers van deze duivel en een contract tekent met hen.
Lambik verandert in een willoos verlengstuk van de machine die ‘berekeningen doet’. Deze monsterlijke machine wordt gevoed door de hartslagen van Lambik. De handlangers van de Duivel hebben hem via het contract veroordeeld tot deze slavernij. De machine verbruikt zijn levensenergie. Hij wordt steeds minder gevoelig. Ook het personeel op zijn kantoor hebben hun menselijkheid verloren. Zij zijn vervangen door robots die een dagprogamma afwerken.

De poenschepper heeft zijn ziel verkocht aan de computer en het grote geld.
Vandersteens visie op de invloed van de computer in het ‘handelsleven’ is profetisch. Laten we wel wezen: hij tekende dit verhaal in 1966. Het is de tijd van economische groei en het ontstaan van de welvaartmaatschappij. De personal computer moest nog uitgevonden worden. Het is ook de tijd van een tegen-beweging, de ‘provo’s’. Opstandige jongeren die de tradities van hun ouders en de focus van de samenleving op geld aan de kaak willen stellen. Je ziet hier trouwens ook weer wat een reactionaire baas Vandersteen was in de jaren ’60. Want de ‘hippie’s’ die in het stripalbum voorkomen worden betiteld als langharig, werkschuw tuig die ‘zeeppoeder’ (Vandersteen mocht dit natuurlijk geen cocaïne noemen) snuiven.
‘Een stripboek is geen literatuur,’ zei mijn leraar Nederlands op de middelbare school. Ik mocht ‘De Poenschepper’ niet voor Nederlands lezen. Eeuwig zonde.