
Elk kunstwerk van Jeff Koons is een grap. En iedereen trapt er in. Koons flikt ons een kunstje. De verontwaardiging die het teweeg brengt bij echte kunstkenners vind ik om te smullen. De diepzinnige duidingen door kunstcritici zijn ronduit lachwekkend. Natuurlijk: je kunt er een lang en ingewikkeld cultuurfilosofisch verhaal houden over een basketbal in een aquarium. Zijn kunstwerken zouden zijn te beschouwen als ‘een kritiek op de banaliteit van de consumptiemaatschappij in de VS’, waar de edelkitsch tot kunst verheven is. Een vlijmscherpe parodie op de imitatiecultuur van de cowboys die nog maar honderd jaar een beschaving hebben opgebouwd. Elk huis een neo-classistische voorgevel van bordkarton naar model van de Oude Grieken. De VS staat er vol mee. Glitter en Glamour. Opblaasbare honden die spiegelen als kerstballen. Ook in Nederland momenteel de standaard van de volkscultuur: het smakeloze decor van The Voice of Holland-studio. Hard rood met zilver. Alles is onecht. Wat een kermis…maar is daarmee het kunstwerk van Koons profetisch?
Kitsch is geen kunst
Jeff Koons lijkt met Ushering Banality te zeggen: we zetten de lelijkheid op een voetstuk. De jeugd duwt een varken, een beest dat zijn eigen poep eet, het museum in. Maar is dat zo? Banaliteit en lelijkheid is van alle tijden. De boodschap is veel minder complex. Ik denk dat Koons zo’n varken echt mooi vindt op zijn vensterbank. Of misschien laat het hem wel koud en wil hij gewoon onzin produceren en verkopen aan een museumdirecteur voor veel geld. Het feit dat hem dat lukt vind ik eigenlijk de grootste kunst.