Wanneer je Heart of Darkness van Joseph Conrad naast Apocalypse Now van Francis Ford Coppola legt, zie je hoe eenzelfde kernverhaal telkens opnieuw kan worden verteld, in een andere tijd en politieke context. Conrad voert ons eind 19e eeuw mee de Congo-rivier op, waar zeeman Marlow in opdracht van een Europese maatschappij op zoek gaat naar de mysterieuze handelsagent Kurtz. Coppola verplaatst datzelfde motief naar de Vietnamoorlog, met Captain Willard die per patrouilleboot de Mekong afzakt om de losgeslagen kolonel Kurtz te vinden.
De parallellen zijn duidelijk: in beide gevallen nadert de hoofdpersoon het hart van een wildernis die niet louter geografisch is, maar moreel en existentieel. Conrad laat zien hoe de koloniale onderneming in Afrika moreel wegrot in absurditeit en geweld. Coppola vertaalt dat naar de Vietnamoorlog, waarin Amerikaanse machtspolitiek en militair geweld op soortgelijke wijze alle logica verliezen.
De figuur Kurtz belichaamt in beide werken de ultieme ontsporing. Conrad beschrijft hem als een agent die in de ogen van de lokale bevolking bijna een god is geworden, losgezongen van Europese waarden. Coppola laat Marlon Brandoās Kurtz uitgroeien tot een mythische leider, een āpoet-warriorā, verafgood door zijn volgelingen. Hun laatste woorden zijn identiek: āThe horror! The horror!ā ā een sobere, dubbelzinnige veroordeling van zichzelf en van de wereld die hen gevormd heeft.
Interessant is de manier waarop de dood van de stuurman wordt verbeeld. In de roman wordt Marlows roerganger gedood tijdens een aanval vanaf de oever. Marlow reageert koel en bijna zakelijk: zijn dood is bovenal hinderlijk omdat het roer onbemand is. Pas later realiseert hij zich dat dit ene mensenleven weggevallen is, en stelt hij zich de vraag wat de waarde van zoān bestaan betekent in het licht van de koloniale machine. Coppola daarentegen geeft Chief Phillips een stem en een beschuldiging. Terwijl hij sterft, grijpt hij Willard vast en verwijt hem de geheime missie die de hele bemanning in gevaar bracht. Waar Conrad de dood abstraheert tot morele leegte, laadt Coppola hem emotioneel en persoonlijk op, als directe aanklacht tegen de hoofdpersoon.
Beide werken draaien uiteindelijk om dezelfde vraag: wat gebeurt er wanneer beschaving, moraal en orde wegvallen en de mens zich verliest in macht en geweld? Conrad stelt deze vraag in de taal van kolonialisme en ivoorhandel; Coppola stelt hem in de taal van napalm, oorlog en politieke dwaasheid. Maar de echo is onmiskenbaar: telkens klinkt aan het eind dezelfde fluistering, āThe horrorā¦ā, een oordeel dat tijd, plaats en context overstijgt.

 
        		 
        	



 
		                 
		                 
		                 
		                 
		                
