jacques perk grafsteen
Home Ā» 1nieuwe oosterbegraafplaats Ā» (B) Grafsteen dichter Jacques Perk ( 1859 – 1881)

(B) Grafsteen dichter Jacques Perk ( 1859 – 1881)

… vak 1, op nummer 19 , Kruislaan 126, Nieuwe Oosterbegraafplaats

Een rechtopstaande steen met daarin een wit relief met een man met een baard. Jacques Perk had zwakke longen en het schijnt dat hij vlak voor zijn dood een roeitochtje op de Amstel heeft gemaakt met vrienden… en daarbij een fatale longontsteking heeft opgelopen.
Jacques Pek wordt beschouwd in de Nederlandse literatuurgeschiedenis als de voorloper van de literaire stroming De Tachtigers. Die Tachtigers, dat waren eigenlijk de hippies van hun tijd. Die hadden niks met heilige huisjes en de formele poĆ«zie die in hun tijd, de saaie negentiende eeuw, geschreven werd, of de formele schilderkunst die in hun tijd bedreven werd. Zij wilden iets nieuws En ze waren vol van het leven en ze waren ook vol van zichzelf. Dus voor hun was kunst de “allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie”. (Zoals Lodewijk van Deysel het uitdrukte).

Die Jacques Perk die heeft bij leven geen enkel gedicht gepubliceerd, maar zijn goede vriend Kloos, Willem Kloos, een bekende Tachtiger, was er helemaal kapot van. Die vond de lyriek van Perk, zijn hartstochten van Perk fantastisch. Hij heeft er eigenlijk voor gezorgd dat wij nu nog weten wie Perk is omdat hij ervoor heeft gezorgd dat Perk sonnetten zijn uitgebracht. Perk was niet alleen een hartstochtelijk dichter, hij was ook iemand die hartstochtelijk verliefd kon worden.

In zijn jonge leven heeft hij drie grote liefdes gekend. Voor zijn laatste liefde schreef hij een sonnet waarmee hij een plaats verwierf in de Nederlandse Literatuurgeschiedenis.
Het gedicht heet Iris en begint zo:

Ik ben geboren uit zonnegloren 
en een zucht van de ziedende zee,
die omhoog is gestegen op wieken van regen,
gezwolen van wanhoop en wee.

Mooi hĆØ? Nu heeft u een indruk van Jacques Perk en hoe hij er uitzag. Hij had een heel grappig baardje. Het gedicht gaat over een mooie maar kwetsbare regenboog die het hart van de stoere Zephir, de wind, wil winnen. Een onmogelijke liefde. De twee komen niet dichter bij elkaar zonder op te lossen. Hij schreef de hartekreet richting zijn Johanna op 20-jarige leeftijd.

Het gedicht eindigt zo:

Mij is gemeenzaam, wie even eenzaam 
Het leven verlangende slijt,
En die in tranen zijn vreugde zag tanen...
Doch liefelijk lacht, als hij lijdt!

Alleen de blonde baard was vol en uitgegroeid

De jonge dichter is, zoals u ziet op de grafsteen onder de rode beuk, gestorven in 1881. Dat betekent dat hij eerst op de Oude Oosterbegraafplaats is begraven in het huidige Oosterpark. Daarna is hij herbegraven.
Over die herbegrafenis bestaat nog een mooi verhaal.
De zoon van een literaire autoriteit van die tijd, P.H. Ritter jr., heeft in een nummer van het litereraire tijdschrift De Nieuwe Gids later (1932) verslag gedaan van deze macabere gebeurtenis.
In 1894 was de Nieuwe Oosterbegraafplaats in de Watergraafsmeer al geopend en langzaam werden de graven op de oude Oosterbegraafplaats, die inmiddels al gedeeltelijk een park was geworden, geruimd of overgebracht naar een nieuwe rustplaats. De familie Perk koos voor een herbegrafenis en moeder Perk had de jonge Ritter uitverkoren om als enige buitenstaander, samen met drie familieleden, deze gebeurtenis bij te wonen,
,,Het is het kind in mij geweest, dat mij het weemoedig voorrecht heeft geschonken, tegenwoordig te zijn bij de overbrenging van Perks stoffelijk overschot”, lezen we in zijn verslag over de keuze voor hem van de moeder van Perk. Ritter jr. deed de moeder namelijk heel sterk. denken aan haar vroeg gestorven zoon.
Ritter schets in het oude, plechtige taaltje van de jaren ’30:
,,Ik herinner mij die nog zo duidelijk alsof zij zo-even ware geschied: hoe moeder Perk hem een bloemenkrans had meegegeven om die op het nieuwe graf te leggen, hoe hij en de drie familieleden, zwijgend in een oude vigilante naar de oude begraafplaats reden en hoe daar het begrafenispersoneel hen zwijgend naar het geopende graf leidde.
,,Ineens zag ik het schrikkelijk beeld, dat mij heel mijn leven is bijgebleven. De dodenschrijn gaf zijn geheimenis prijs. Een ijl geraamte, in povere weefsels gewonden, tot strengen van verkleurde draden vergaan, lag weerloos onder de open hemel. Alleen de blonde baard was vol en uitgegroeid en golfde nog onbesmet over het tenger skelet. `Die blonde baard!’ riep de oude Perk opeens, en hij wendde zich af en steeg ijlings in het rijtuig terug. Een kreet van zo nameloze smart heb ik sedert nooit meer van enig sterveling gehoord.”

Iris

Ik ben geboren uit zonne-gloren
En een zucht van de ziedende zee,
Die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
Gezwollen van wanhoop en wee;
Mijn gewaad is doorweven met parels, die beven
Als dauw aan de roos, die ontlook
Wen de dag-bruid zich baadt, en voor ā€˜t schuchter gelaat
Een waaier van vlammen ontplook.
(…)
Ik ben geboren uit zonnegloren
En een vochtige zucht van de zee,
Die omhoog is gestegen, op wieken van regen,
Gezwollen van ‘t wereldsche wee. –
Mij is gemeenzaam, wie even eenzaam
Het leven verlangende slijt,
En die in tranen zijn vreugde zag tanen…
Doch liefelijk lacht, als hij lijdt!

Nog geen tabak van deze poƫzie?
Lees en luister hier verder.

We gaan na het graf van Perk (B) op weg naar het graf van een andere artiest, Suze Sablerol (C), een bloem die ook te vroeg “in den knop gebroken” is. Op de grafsteen van deze actrice uit prijkt een gebroken pilaar.

🦷🦷🦷🦷🦷 ? Voor een overweldigende en duurzame ervaring zeker raadplegen… want dit zijn kunstwerkjes waar de tand des tijds geen vat op heeft

Blader door alle onderwerpen

Snel bladeren