De Geheugen Groeve op mijn zolder

De PIOschop kan zeker niet ontbreken op mijn zolder. Het is voor mij het symbool van mijn diensttijd (lichting 86-3).
Je groef er je schuttersput mee maar sloeg er ook een haring mee in de grond. En natuurlijk was het ook een prima derde been als je moest poepen.
Is een PIOschop zwaar verouderde oorlogsvoering?
Ja, ik heb hem nog steeds. Op vakantie is het heel handig om er een sleuf mee rond de tent te graven. Maar daarvoor was hij natuurlijk destijds, als onderdeel van je gevechtstenue, niet bedoeld. Met je PIOschop moest je als infanterist een schuttersput graven, zodat je gedekt was als de vijand aanviel. Op de bodem van zo’n put moest je ook een konijnenhol graven. Als een handgranaat pardoes in je put rolde, kon je hem daarin schoppen. ‘Dan was je misschien hoogstens je onderlijf kwijt,’ zei de instructeur dan.
We wisten natuurlijk dat ‘de Rus’, – ja dat was onze vijand destijds – in werkelijkheid nooit ons schuttersputje zo dicht zou naderen. Het man-tot-man gevecht was een romantisch beeld uit de Eerste Wereldoorlog. Ons wapen had ook geen bajonet meer om diezelfde reden. Het idee dat je eerst twee uur met de hand zou gaan graven, als de vijand jouw kant op kwam, was sowieso absurd. En als we dan als peloton een stelling zouden inrichten, dan kwam de genie met een sleuvengraver die binnen 5 minuten een greppel in de klei trok van twee meter diep. Die PIOschop was dus alleen maar handig om een tentharing mee in te slaan of als krukje om in het veld te kunnen poepen.
De illusie van bescherming door je in te graven
Die oude, vertrouwde PIO-schop uit 1986 doet me denken aan een foto die ik in de krant zag van twee Oekraïense soldaten die een klassieke loopgraaf aan het graven zijn in de modder, ergens in januari 2022. Het leek op een foto uit de Eerste Wereldoorlog, ergens op een Vlaamse slagveld bij Ieper. We weten allemaal hoe de soldaten toen ook niet ingesteld waren op de vuurkracht van een mitrailleur. Het lijkt er op dat in de Oekranië hetzelfde gebeurt. De illusie van bescherming door in een put te gaan zitten achter zandzakken is achterhaald.
Er is aan het begin van de 21ste eeuw wederom technologisch zoveel veranderd dat niemand weet wat de gevolgen precies zijn wanneer al die vernieuwingen ‘in het echt’ worden toegepast. Denk aan GPS, sensoren op wapens op de grond die praten met verkenningsdrones in de lucht en natuurlijk de kamikaze-drones die op coördinaat, exact tot twee cijfers achter de komma, alles dat stilzit kunnen uitschakelen. Zoals een Amerikaanse generaal het onlangs zei: “You’ve got an ability to see and an ability to hit at range that has never existed before in human history.”
Het gevaarlijke is dat de militairen van nu, net zoals de militairen voor de Eerste Wereldoorlog, nog niet op grote schaal met al deze nieuwigheden hebben gewerkt. Natuurlijk wel op kleine schaal bij lokale interventies maar nooit op wereldniveau. Eigenlijk is het nog volkomen onduidelijk waartoe oorlogsvoering in cyberspace gaat leiden.
Het is nu zo dat Russische cyberspecialisten met één druk op de knop alle waterleidingnetten in de Oekraïne kunnen stilleggen met een virus. Of dat een killerdrone met het grootste gemak op 200 km achter het front president Zelensky in koelen bloeden kan neerschieten. Gewoon als hij op een balkon van een safehouse in Kiev niets vermoedend een sigaretje staat te roken. Puur omdat het telefoongesprek met zijn mobiel dat hij een jaar geleden op dat adres heeft gevoerd, toen de dreiging veel minder urgent was, zijn GPS-coordinaten hebben verraden, ondanks de beveilingsmaatregelen die zijn geheime dienst heeft genomen. Veel kwaad is al geschied in het verleden. Die data is nog niet verdwenen en kan nog steeds binnen een mum van tijd geanalyseerd kan worden.
Het gevecht met en om de data in cyberspace
We weten nog heel weinig van cyberoorlogsvoering wat dat betreft. Alles wat veilig lijkt door encryption en andere securitymaatregelen is nog nooit echt getest en waarschijnlijk al te laat ingevoerd. De meest belangrijke informatie is al lang opgeslagen en kan geraadpleegd worden door de vijand. Door het volledig terug kunnen kijken in de tijd op basis van reeds verzamelde data is het idee van een verrassingsaanval bijvoorbeeld volledig verdwenen. De foto van de schuttersput hierboven is een tijdje geleden genomen. De GPS coordinaten van deze stelling zijn door Russische cyberspecialisten natuurlijk al geregistreerd op het moment dat deze Oekraïner zijn PIO-schop in de grond stak. De commandopost is dus bekend op een Russische aanvalskaart en een algoritme kan berekenen of het nodig is om deze positie uit te laten schakelen door een drone. Het zal dus allemaal volkomen anders zijn wanneer er werkelijk een oorlog uitbreekt.
De vergelijking met de Eerste Wereldoorlog dringt zich nu toch wel heel sterk op. In 1914 had men bijvoorbeeld sinds de Napoleontische veldslagen aan het begin van de negentiende eeuw (toen bijna 100 jaar geleden) niet op grote schaal militaire conflicten uitgevochten. Maar er waren inmiddels wel granaten (dus een projectiel met een explosieve lading ipv een kogel), mitrailleurs, chemische wapen en vliegtuigen in gebruik genomen. Belgische commandanten waren in 1914 volledig met stomheid geslagen toen Duitste soldaten bij de inname van Antwerpen voor het eerst mitrailleurs in stelling brachten die 200 dodelijke kogels per minuut konden afvuren. Belgische soldaten kregen, desondanks, de opdracht gewoon hun paarden de sporen te geven en frontaal op te rukken, blind de kogelregens tegemoet.
‘Romeo, hier Bravo over…’
Hoe zal het zijn als ik mijn oorlogstaak als groepscommandant van een verkenningspeloton, dertig (!) jaar na mijn militaire opleiding, morgen moest uitoefenen in 2022 op de Krim? Laat ik mijn fantasie eens loslaten op deze vraag. De vijand is nog steeds hetzelfde: in de beelden in de media herken ik met gemak de silhouetten van Russische tanks en lichte pantservoertuigen. Ze zijn nog steeds goed te onderscheiden van NATO-materieel. Hoewel. De drones herken ik niet als ‘vijandelijk’. Het zou net zo goed een drone kunnen zijn van de NAVO. Oei, oei. In geval van Charlie-Victor (‘contact vijand’) zou ik dan zwaar de mist ingaan met mijn melding over de radio. Ja, dat is waar ook. Wij gebruikten onderling gewoon nog radio in een raar brabbeltaaltje, ondersteunt door het beruchte NATO-spelalfabet.
Tijdens oefeningen op de Duitse laagvlakte deed ik dan de vuurbegeleiding van artillerie, omdat we als verkenners heel ver voor het front zaten. Daar zat ik dan met mijn kijkertje te speuren naar Russische oorlogsmaterieel.
‘Romeo, hier Bravo over.’
Ik hoor het mezelf nog zeggen, met een onzekere, trillende stem.
‘Vuuraanvraag, over’.
En dan gaf ik de positie door van een tank die zogenaamd ergens in het voorterrein zichtbaar was. Ik keek op mijn kaart en bepaalde de coordinaten. Dan zocht ik weer contact met de radio en zei:
‘Roger, vuuraanvraag op coördinaat 63- 46- 56, trage buis over’
En nadat ik van een batterij-commandant een paar kilometer achter mij, ‘een gereed om te vuren’ kreeg, zei ik dan in de radio:
‘Schot, over’.
Ik voel nog steeds de angst in mijn keel kloppen dat ik verkeerde coordinaten door had gegeven. Dat was natuurlijk onzin. Het was 1986. Ik stond met mijn laro op het erf van een boer in Duitsland. In dat voorterrein met Russische tanks reed in werkelijkheid een boer op een trekker zijn rondjes. Een hond liep blaffend achter hem aan. Naast mij zat mijn chauf verveeld een stripboekje te lezen. Toch was ik in een spel op leven en dood verwikkeld. Nou ja, ik speelde het radio-spelletje gewoon mee, ik moest wel. De batterij-commandant vroeg nu om een sitrap (situatierapport). En daar komen ze weer in mijn hoofd. Die idiote afkortingen en termen uit het leger. (Ik had organiek mijn lupa (lunchpakket) in mijn liboza (linkerbovenzak)).
Met gevoel voor pathetiek riep ik dan:
‘Hier Bravo: Voltreffer, over’.
Door nieuw oorlogstuig is mijn gemiddelde leeftijd tijdens oorlog nu 0,01 seconde
Dat was namelijk mijn vak in oorlogstijd: voor de VLET (voorste lijn eigen troepen) rondrijden en vijandmeldingen doen. Uitermate kwetsbaar, in een afgekapte LARO (landrover), met alleen een boordschutter (MAG) en een CHAUF (chauffeur) als maatjes. En natuurlijk die vermaledijde PIOschop achterin de bak.
Wij waren de ‘ogen en oren’ van het bataljon, zei onze luitenant altijd trots. Ik moest dan altijd denken hoe wij, als het werkelijk oorlog was, met zijn drieën, verkleumd en verlamd van angst in die kwetsbare laro, ergens op een heuvel zatten te gokken of we vijandelijk materieel konden horen of konden zien. Of dat, vooral ’s nachts, dat bewegende object in het voorterrein niet gewoon een hooimijt was.
Onze kapitein vertelde ons ook dat statistici hadden berekend wat onze gemiddeld leeftijd was vanaf het moment dat er contact vijand was. Een verkenningspeloton heeft niet lang te leven namelijk. ‘Op die positie, nog voor het front’ , zei de kapitein met een glinstering in zijn ogen, ‘hebben jullie precies een gemiddelde leeftijd van zeven seconden.’
Moet je nagaan als die hele veldslag al door computers is doorgerekend. Dan zal het gemiddeld met sergeant Burkunk in 2022 in een milliseconde gedaan zijn. Toch wel een verontrustende gedachte. Aan je PIO-schop heb je dan ook niet veel. Als je nog tijd hebt graaf je er hoogstens je eigen graf mee.