van Nieuwenhuysen kamparts amersfoort recensie burkunk

Hoe fout was kamparts Nico van Nieuwenhuysen?

Hoe erg is het als de rancuneuze chirurg Nico van Nieuwenhuysen met een enorme stijgingsdrang tijdens de Tweede Wereldoorlog in dienst treed van de Duitsers als kamparts? En als hij daarna overtuigd lid wordt van de Germaanse SS en een veldhospitaal aan het Oostfront inricht om twee jaar lang Duitse soldaten op te lappen? Zodat de gevechtskracht op peil blijft… Welke straf verdient zo’n oorlogsmisdadiger vandaag?
De biografie van Van Es en Kalmann geeft antwoorden en roept nieuwe (medisch-)ethische vragen op. Vragen die gezien de oorlog in de Oekraïne uitermate actueel zijn.
In het kort: het boek is prima leesvoer voor iedereen die geïnteresseerd is in de goed/fout discussie, toen en nu. De auteurs laten op basis van nieuw bronnenmateriaal uit een familliearchief ook de grijstinten zien in deze beruchte familiegeschiedenis in Amersfoort.

🦷🦷🦷 PRINT (historische studie)

Het boek ‘Maar ik ben geen schooier’ dat half januari 2023 in de winkel ligt is een mooie aanvulling op de bestaande literatuur over Nederlanders die tijdens de Tweede Wereldoorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis terecht kwamen. Zonder direct de uit de onderbuik opborrelende vraag ‘ had deze man niet direct opgehangen moeten worden na de oorlog?’ te beantwoorden, laten de auteurs oude en nieuwe bronnen spreken over het gedrag van de beruchte Amersfoortse chirurg Nicolaas van Nieuwenhuysen (1889-1967) in de oorlog. Ik ga hier dus niet een oordeel vellen over deze chirurg in oorlogstijd. Lees het boek en trek je conclusies.

Titel:  Nicolaas van Nieuwenhuysen
Auteurs: van Es en Kalmann
Beoordeling: 🦷🦷🦷
Genre: geschiedenis, biografie
Uitzendkanaal: print

Marlin zegt : 3 tanden!
🦷🦷🦷



Nico van Nieuwenhuysen, kamparts in Amersfoort en chef-chirug bij de SS aan het Oostfront – een onderzoek naar waarden.

Als jij nog steeds met de oorlog zit, dan hebben de Duitsers hem toch een beetje gewonnen.

Uit: Freek de Jonge “De Mars” (1981)

Zoals het goede geschiedschrijvers betaamt laten de auteurs van dit boek – zelf geen historici overigens maar arts en journalist – de lezer flink de ruimte om zelf op de stoel te gaan zitten van scherprechter. Dat is nu precies wat ik in deze blogposting wil doen.
Inzake literatuur over de Tweede Oorlog ligt het morele oordeel, en vernauwende perspectief, altijd op de loer. Voor een meer objectieve bespreking van deze biografie verwijs ik daarom naar de site van het NTvG, waarvoor ik een kort, zakelijk artikel schreef, zonder bias.

Als je niet te wachten zit op persoonlijke, psychologiserende uitspraken kun je nu beter stoppen met het lezen van deze posting en iets anders gaan doen. Je bent dus, als waarschijnlijk de enige twee lezers op dit blog, gewaarschuwd 😁.

⚡⚡
Let op: dit is een persoonlijk onderzoek naar het narratief over de Tweede Wereldoorlog. Daarbij onderzoekt de schrijver openhartig zijn eigen vooroordelen en doet daar verslag van in 2023. De inhoud kan kwetsend zijn of discriminerend. De schrijver vraag zich bij zichzelf af hoe, en met welke gevolgen, een oorlog twee generaties kan voortwoekeren in ons collectief geheugen. Daarbij onderzoekt hij door welke onbewuste gevoelens hij gehinderd wordt in een goed begrip van deze periode. Een erfenis die misschien ook wel jouw beeld van de oorlog vertroebelt.
⚡⚡

In deze hyperpersoonlijke blogposting wil ik naar aanleiding van een nieuwe publicatie uit 2023 over een Nederlandse burger in de Tweede Wereldoorlog wat dieper in mijn eigen bevoordeelde ‘ik’ graven.
Het denken in goed en fout tijdens de Bezetting in Nederland (1940-1945) was in de jaren ’50 en ’60 vanzelfsprekend in de Nederlandse samenleving. Terwijl in de jaren ’80 deze zwart-wit interpretatie meer grijstinten kreeg door nieuw onderzoek. Veel ogenschijnlijk goede Nederlanders bleken achteraf veel minder trouw geweest te zijn aan hun principes. Zij pasten zich vooral aan (Prof. Blom: accomodatie) de nieuwe situatie van bezet Nederland aan en leefden stil verder, in de hoop dat de oorlog snel voorbij zou zijn. Het merendeel kwam dus niet actief in verzet tegen de Duitsers. Afgezien van de Februari-staking in Amsterdam is er ook maar bar weinig collectief verzet geboden tegen de jodenvervolgingen die in 1941 steeds gruwelijker werden. Denk aan de treinmachinisten die zonder protest gewoon hun werk deden en naar Westerbork reden en vandaar naar de kampen in Duitsland en Polen. Denk bijvoorbeeld aan de ambtenaren op het bevolkingsregister van Amsterdam die plichtmatig hun werk bleven doen en de Duitsers voorzagen van archiefladen vol met adressen van Joodse inwoners van Amsterdam. De gemiddelde Amsterdammer die de vrachtwagens vol met opgepakte Joden in de jaren ’41 en ’42 zagen wegrijden keek weg, alsof hij het niet wilde zien. De cijfers zijn overbekend. Van de circa 140.000 Joden in Nederland zijn er 107.000 gedeporteerd; slechts 5.200 keerden levend terug: ongeveer 73 procent van hen hebben de kampen niet overleefd. Onder de Joodse Amsterdammers overleefden ongeveer 75% de Holocaust niet.

Inmiddels hebben historici [3] door middel van grondig onderzoek met meer afstand aangetoond dat de meeste Nederlanders ‘grijs’ waren; ze hebben geen keuze gemaakt in de oorlog. Ze deden vooral hun best om te overleven. Slechts enkele tienduizenden zijn écht het verzet ingegaan, niet per se vanwege een politieke overtuiging of karakter, maar vaak vanwege vrienden en familie of simpelweg door toeval. Nederland telde in de oorlog ongeveer 9 miljoen inwoners. Echt verzetslieden die met gevaar voor eigen leven opereerden, maakte dus maar 1% van de bevolking uit.

Deze blogposting is te beschouwen als onderzoek naar de tijdgeest waarin ik anno 2023 leef. De media staan momenteel vol met artikelen van woke jongeren die witte boomers wijzen op hun seksistische houding ten opzichte van vrouwen en minderheden. En we horen voortdurend schuldbetuigingen aan van regeringsleiders vanwege immoreel gedrag van overheden in het verleden.
In deze tijd van culturele veranderimg en aandacht voor politieke correctheid leef ik en probeer ik mij een mening te vormen over het heden en verleden. Vanwege mijn leeftijd heb ik een rugzak vol met opvoeding, ervaringen, frustraties en kennisontwikkeling sinds mijn geboorte in 1966. Ik wil hiermee de moeilijke onderzoeksvraag beantwoorden hoe de tijdgeest in Nederland veranderd is tijdens de 56 jaren dat ik op deze aarde rondloop. Daarbij zie ik (in 2023) het begrip tijdgeest als de kenmerkende manier van denken en handelen van het merendeel van de bevolking in een bepaalde tijd. Waar mijn denken dan, mutatitis mutandis, een exponent van is.
Het is natuurlijk schier onmogelijk om als tijdgenoot zicht te krijgen op je eigen tijd. Daarvoor ontbreekt het je aan genoeg afstand. Maar daarin kun je ook overdrijven. Het is een bekend verhaal dat een Chinees historicus, aan het begin van de 21ste eeuw op de vraag naar de historische betekenis van de Franse Revolutie zou hebben geantwoord: ‘tja, het is eigenlijk nog te vroeg om dat te bepalen…’ Bovendien is dit een blogposting en ben ik aan niemand verantwoording schuldig, behalve dan aan mezelf.

Nou, daar gaat-ie:
Ik ben zelf geboren in 1966 als zoon van ouders die ‘de oorlog’ nog bewust hebben meegemaakt toen kind waren. Mijn moeder werd in 1931 en mijn vader in 1933 geboren. Zij waren dus negen en zeven jaar toen de Duitse troepen in hun woonplaats Utrecht de Maliebaan opmarcheerden.

Het is dus evident dat ik met een bepaald gevoel en beeld van ‘de oorlog’ ben opgevoed door deze ouders. Een beeld dat intussen onder invloed van mijn eigen kennisontwikkeling (afgestudeerd als historicus) en de veranderende tijdgeest is gaan kantelen. Daarbij komt ook nog dat ik in mijn jeugdjaren, zoals veel jongens van mijn generatie, een speciale voorliefde had voor de Tweede Wereldoorlog. Van de koude grond psychologiserend kun je zeggen dat ik een tijdlang ‘obsessief’ geïnteresseerd was in deze periode. Dit heeft natuurlijk ook zijn gevolgen gehad voor een helder beeld van deze periode.

Andere blogpostings over de Tweede Wereldoorlog

(Zie andere postings die door dezelfde obsessie zijn gedreven : Woeste Hoeve, Spitfire, Biggles Soldaat van Oranje, Februaristaking, De Vergelding).


Althans, ik merk dat ik nog steeds elke discussie over normen en waarden terugbreng tot één basisvraag: zou ik zelf fout geweest zijn in de oorlog en hoe zou jij je gedragen hebben? En ik een groot wantrouwen koester tegen mensen die deze morele vraag ontkennend beantwoorden. Heel gek eigenlijk. Ook de enorme afkeer van de heldenverhalen rond het Nederlandse verzet tijdens de Bezetting kan ik eigenlijk ook niet goed begrijpen van mezelf. Kortom: genoeg redenen voor een zelfonderzoek.

Als kind van een moeder met een zwaar oorlogstrauma gaan nog steeds alle alarmbellen rinkelen als ik alleen al de cover bekijk van dit boek. De broer van mijn moeder, oom Jan, werd als vergelding op een mislukte actie van het verzet in 1944, twee maanden voor de bevrijding, door de Duitsers doodgeschoten bij de Woeste Hoeve. Mijn moeder had dus een enorme haat tegen alles wat Duits was. Zij hadden haar lievelingsbroer dood geschoten. Als kind vond ik die haat vanzelfsprekend. Later ben ik, tot groot verdriet van moeder, een voorliefde voor de Duitse taal en (cultuur-)geschiedenis gaan ontwikkelen.
Starend naar de cover denk ik direct: ‘Foute boel.’ Jaren moest ik mijn plas ophouden tot de grens met Denemarken als we op vakantie door Duitsland moesten, want: ‘er werd niet gestopt bij de Moffen’.

omslag Van Nieuwhuysen hitlersnor
‘Maar ik ben geen schooier’ N. van Nieuwenhuysen

Onbewust teken ik direct een Hitler-snorretje onder de neus van deze getormenteerd kijkende man op de cover en denk onwillekeurig: ‘Bah, dat was dus een hele foute baas…’ Twee seconden later lees ik de ondertitel en mijn oordeel staat vast: ‘Jawel, zo fout als putwater.’
Ik hoor mijn moeder zeggen: ‘Hoe is het in godsnaam mogelijk dat deze man niet direct na de oorlog is geëxecuteerd? Want hij was ook nog eens een vuile SS-er!’
Daarna schrik ik van mezelf en denk ik in tweede instantie: wat waren de feiten, Marlin… je laat je moeder hier spreken, niet jezelf. Rond het feit ‘Arts in kamp Amersfoort en aan het Oostfront’ kunnen heel veel grijstinten zitten. In die zin is het zwart-wit beeld geschapen door Lou de Jong waarmee ik in de jaren ’70 ben opgevoed minder dominant. Mijn objectieve geest relativeert: ‘Kamparts is geen kampcommandant en misschien behandelde deze man ook wel zieke Sovjet-burgers in het Oosten?’
Uit interesse naar de feiten achter deze ogenschijnlijke foute man sla ik het boek open en begin te lezen, op zoek naar bronnenmateriaal die dit foute gedrag zullen bewijzen. In de inleiding lees ik hoe de auteurs op het Quick-voetbalveld in Amersfoort geboeid raken door de familiegeschiedenis rond de kamparts Van Nieuwenhuysen uit Amersfoort. Omdat een vriend van mij gevoetbald heeft bij Quick en in Amersfoort woont app ik hem een screenshot van de inleiding. Onlangs heb ik met deze vriend, toen we langs Kamp Amersfoort wandelde, een afspraak gemaakt om het vernieuwde museum eens te bezoeken. Dit leek me een mooie aanleiding. Hij wilde het boek ook lezen. Hij appte mij dat hij die Kalmann kende als hoofdredacteur bij de Amersfoortse Courant. ‘Het is een beetje een driftkikker,’ appt mijn vriend.
Ik lees de achterflap en laat beide foto’s van de auteurs tot mij doordringen.
Ook nu is mijn subjectieve, door de oorlog vertroebelde blik (ach, waarom zou ik het geen onderbuik noemen) in eerste instantie dominanter dan mijn verstand. Ik zie de foto van de getroebleerde blik van Kalmann (ik zie meteen in de blik een tweede generatie slachtoffer van de holocaust) en hoor direct mijn moeder mij toefluisteren: “God, god, wat zijn die Joden weer zielig! Alsof zij de enige slachtoffers waren… Wanneer houden we nou eens op met die rotoorlog herdenken!” Als kind vond ik dat vanzelfsprekend. Ik wist niet beter of deze extra aandacht was onterecht, zoals mijn verdrietige moeder beweerde. Later ben ik als volwassene dat natuurlijk gaan relativeren en heb ik die visie doorzien als een door verdriet en rancune gedreven oorlogsslachtoffer. Arme moeder. En hoe denk ik daar nu over, 9 jaar naar haar dood?
De aandacht voor de jodenvervolging in de Tweede Wereld oorlog was in mijn jeugd groot (op mijn school de Werkplaats Kindergemeenschap stond op het schoolplein een beeldje van Anne Frank, door de VPRO werd integraal de documentaire van Lanzmann in 1985 uitgezonden, ik weet nog dat dit nog een enorme indruk maakte op mij), zodat je af en toe dacht dat dit de enige oorlogsslachtoffers waren. In gedachten zet ik anno 2023 het aantal genocides in de 20ste eeuw op een rijtje: in de jaren ’10 in Armenië, in de jaren ’30 in de Sovjet-staten, in de jaren ’60 in China, daarna de rode Khmer in Cambodja (dat waren er toch ook 3 miljoen?) Ik vraag me eigenlijk af bij hoeveel slachtoffers je spreekt van een genocide? Idioot eigenlijk. 100 onschuldige doden is toch ook al verschrikkelijk…
Dus na een paar seconden staren op de foto’s van de achterflap, wint mijn rationele ‘ik’ het wederom van mijn onderbuik. Die Kalmann heeft al veel geschreven over de oorlog en ook over Kamp Amersfoort. En hij zal wel in zijn subjectieve hok worden gehouden door de andere auteur, een gepensioneerde arts.

Deze historische feiten zijn gelukkig door de auteurs goed onderbouwd met bronmateriaal en oral history. Het kost dus niet veel moeite om Van Nieuwenhuysen op basis hiervan als fout te betitelen.

Knulligheid Nederlandse ambtenaren voor en tijdens de WO2

Laat ik eerst een objectief relaas geven van de opgetekende familiegeschiedenis. De historische feiten zogezegd. Als je bijvoorbeeld de constatering dat Van Nieuwenhuysen al in de jaren ‘30 in de ban raakt van het nationaal-socialistisch gedachtengoed wilt bewijzen dan zul je bronnenmateriaal moeten tonen waaruit dit blijkt. Een lidmaatschap van de NSB uit die periode is voor mij dan voldoende bewijs. Het feit dat hij voor de oorlog Anton van Geelkerken (Musserts rechterhand) onder behandeling had is dat niet.

Milieu, kinderjaren, school en studie.
Nico van Nieuwenhuysen (geboren: 1889) kwam uit een welvarend middenstandsgezin uit Utrecht. Vader had zich opgewerkt bij de NS (toen nog Rhijnspoorwegmaatschappij) van klerk tot chef en was belijdend lid van de Hervormde Kerk en ouderling. In tegenstelling tot zijn broer Wim, die naar het gymnasium ging, ging Nico naar de HBS. Van 1909 tot 1915 studeerde hij Medicijnen aan de UU. Na zijn artsexamen ging hij naar de Charité-universiteitskliniek in Berlijn (destijds het epicentrum van de Europese geneeskunde) en maakte onder de beroemde Prof. August Bier (uitvinder van de spinale anesthesie) zijn opleiding tot chirurg af. Bier werkte als Generalartz aan het Westfront van de oorlog die toen woedde. Hij introduceerde onder andere voor Duitse soldaten de Stahlhelm die betere bescherming bood tegen hoofdletsel. Nico werkte in zijn opleidingstijd niet aan het front maar er achter. Het staat buitenkijf dat de nieuwe (trauma)chirurgische technieken, de oorlog en de Duitse cultuur in het algemeen een grote indruk hebben gemaakt op Nico. Zijn leermeester prof. Bier zal in het interbellum aanhanger worden van Hitler. Dat Nico toen al reactionaire ideeën ontwikkelde is koffiedik kijken. Na de Eerste Wereldoorlog vestigde hij zich in 1919 als chirurg in Amersfoort. Hij trouwde met Cateau Houck, een dochter uit de aanzienlijke familie Houck. Nico is in die zin een sociale stijger: zijn opa was nog een volksjongen (behanger), zijn vader al een welvarende kantoorbeamte en hijzelf werd chirurg en trouwde met een vrouw uit een patriciersgeslacht .

vader en actief als gemeenteraadslid
In de jaren ’20 kreeg het stel 3 zonen: Jan (1926), Maurits (1928) en Nicolaas (1930). In 1928 betrok het gezin de kapitale Villa Meerwegen, op de Amersfoortse Berg. Nico werkte als chirurg hard en verdiende veel. Het familiearchief heeft facturen met de tarieven; soms deed hij ook gratis ingrepen, als de patient het niet kon betalen. Hij stak zijn verdiende geld in onroerend goed in de stad Amersfoort en in het interieur van Villa Meerwegen. Begin jaren ’30 raakte Nico ook verbonden aan een nieuw ziekenhuis in Amersfoort, De Lichtenberg, een initiatief in Amersfoort uit protestants-christelijke hoek. Hij was er zelfs waarnemend directeur maar moest in 1931 plaatsmaken voor een andere arts. De begintijd van ziekenhuis Lichtenberg kenmerkt zich door bestuurlijke conflicten en het feit dat Nico geen eerste viool kon spelen frustreerde hem mateloos. Hij werd tegengewerkt in zijn ambities door veel collega’s.
In de jaren ’20 betrad Nico de regionale politiek. Hij werd lid van de Amersfoortste Gemeenteraad voor de CHU. De CHU had zich onder Savorin Lohman afgesplitst van de meer sociaal bewogen partij van de Kleine Luyden van de ARP van Kuyper. In 1935 kwam aan zijn politieke loopbaan een einde omdat hij het niet meer kon combineren met zijn chirurgische praktijk en de vele nevenfuncties waarin hij actief was.

karakter
De auteurs stellen op basis van al het bronmateriaal uit deze periode (waaronder ook het familiearchief dat de kleinzoon van Nico ter beschikking stelde) dat Nico een kundig en bekwaam medicus was met liefde voor zijn vak en veel waarde hechtte aan volksgezondheid door verbetering van hygiënische omstandigheden de bevolking (deze maatschappelijke betrokkenheid vinden we ook terug in zijn standpunten als raadslid voor de CHU). Als notabele van Amersfoort was hij sociaal voelend en steunde hij veel filantropische doelen met grote bedragen. Binnen het uitoefenen van zijn vak was hij minder sociaalvoelend. Als chirurg in de jaren dertig van de 20ste eeuw was zijn positie onaantastbaar. Opgeleid door Bier was hij in de ok de halfgod die niet werd tegengesproken. Als chirurg zag hij een patient als een object, niet als een mens. Daar kwam bij dat hij een stug karakter had. Een bevriend arts, die na de oorlog vòòr hem getuigde toen Van Nieuwenhuysen vervolgd werd karakteriseert hem als ‘manlijk’, die zijn gevoeligheid placht te verbergen achter hard en wreed gedrag. Alles wat slap en karakterloos was haatte hij. Vandaar dat hij ook zo ruw optrad tegen simulanten.

oorlog en geïnterneerd
Toen de Duitsers Nederland binnenvielen op 10 mei 1940 werd Nico gearresteerd door de Nederlandse politie in opdracht van de militaire commandant Overste Van der Lely. Hij moet drie dagen in gevangenschap doorbrengen vanwege sympathieën met de vijand en lidmaatschap van de NSB (hetgeen hij zelf ontkent). Volgens hemzelf is de arrestatie een streek van zijn vijanden uit het ziekenhuis Lichtenberg.
Van sept 1941 tot maart 1942 was Nico kamparts van het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort, een kamp voor tegenstanders van de Bezetter maar ook zwarthandelaren en andere criminelen. Ook 100 Sovjetkrijgsgevangen (vrnmlijk Oezbeken) die door de Duitsers uit het oostfront waren gehaald om als propogandameteriaal te dienen (zij werden door Amersfoort geleid om de bevolking te laten zien wat er gebeurde als je voor het bolsjewisme koos).
In maart 1942 trad hij toe tot het SS-vrijwilligers legioen met de rang Hauptsturmfurher de ‘Nederlandsche ambulance’, als chefchirurg. Zij richten een veldhospitaal in Kiev in. Na ruim een jaar werd de ambulance teruggetrokken naar Chelm in Polen, daarna Krakau (en Auschwitz) waar de Ambulance in 1944 werd ontbonden. Daarna naar Hammerstein (het huidige Poolse Czarne). Door de dreigende overgave van Duitsland nam hij zijn vrouw en kinderen mee naar het Oosten. Na de bevrijding werd hij in mei 1945 gearresteerd in Gadebusch door de Amerikanen. In 1946 belandde hij in de strafgevangenis in Scheveningen. Zijn zoon Jan werd in juni 1945 aangehouden in Bad Pyrmont en na verschillende interneringskampen in Duitsland belandde hij in kamp Amersfoort (toen omgeturnd als interneringskamp voor foute Nederlanders). Cateau, Klaas en Maurits belandde in juni 1945 in kamp Amersfoort.
In august 46 werden Cateau en Klaas vrijgelaten. Jan in okt. en Maurits in februari 1947.
In mei 1949 werd vNieuwenhysen veroordeeld tot 20 jaar gevangenisstraf en levenslang beroepsverbod. In aprl 1950 ging hij in cassatie maar zijn beroep werd verworpen.
Nico heeft vanaf zijn arrestatie in Duitsland 12 jaar in detentie doorgebracht tot aug 1957. 10 jaar later overleed hij aan darmkanker in 1967 in Johannesberg in de flat van zijn zoon Maurits.

Gelukkig laten de auteurs ook de lezer genoeg ruimte om de grijstinten in te kleuren waar generaties nooit oog voor hebben gehad. Zo zou je de verdachtmakingen door inwoners van Amersfoort vòòr de oorlog dat Van Nieuwenhuysen pro-Duits was, kunnen zien als onterecht. Zijn arrestatie door de politie in de dagen van de Duitse inval was een typisch geval van de kortzichtigheid van het Nederlandse ambtenarenapparaat.
Van Nieuwenhuysen was na zijn studie Medicijnen opgeleid als chirurg tijdens de WO1 bij de professor Bier aan de Charite in Berlijn [1]. Internationaal was de Duitse geneeskunde nog leidend in heel vooroorlogs Europa [2]. Sommige medische studieboeken in Nederland waren zelfs Duitstalig. Het feit dat Van Nieuwenhuysen in het interbellum in Nederland enthousiaste lezingen had gehouden over innovaties in de Duitse oorlogschirurgie, maakte hem nog niet direct tot staatsvijand nummer 1.

In die zin brengt het boek een nuancering aan in het klassieke beeld van goed en fout dat door Lou de Jong in het naoorlogse Nederland via zijn TV-uitzendingen is ingeprent. En waarmee generaties, waaronder schrijver dezes, zijn opgevoed. Tijdens mijn studie geschiedenis aan de UvA leerde ik in de college’s van prof. Blom [3] over een nuancering van dit beeld. Je kon beter in termen van ‘accommodatie’ spreken als het ging over gedrag van de meeste Nederlanders tijdens de Bezetting. Daarmee ging het historische beeld kantelen. Het was minder zwart-wit. Een landverrader bleek minder een verrader en een verzetsheld was veel minder heldhaftig dan we oorspronkelijk geneigd waren te denken.
Inmiddels zijn we zo ver – de herinrichting van het Verzetsmuseum in Amsterdam met zogenaamde ‘duo-verhalen’ is daar een mooi bewijs van – dat we in staat zijn om ook de andere verhalen de aandacht te geven die ze verdienen.

Nico van Nieuwenhuysen, kamparts Amersfoort in de Tweede Wereldoorlog

Toch is de verleiding groot om te kijken of de auteurs in staat zijn geweest in hun levensbeschrijving achteraf genoeg bewijsmateriaal aan te leveren die de twee oorlogsmisdaden waarvoor Van Nieuwenhuysen twintig jaar gevangenisstraf heeft gekregen (inclusief levenslange ontzetting uit het ambt van arts) te bewijzen.
Wat betreft de periode van Van Nieuwenhuizen in kamp Amersfoort is de bewijskracht matig. De auteurs hadden naar mijn smaak te weinig primaire bronnen (bijv. interviews met nog levende ooggetuigen die terugkijken en andere harde bronnen die niet door de naoorlogse waan van goed fout zijn beïnvloed) om een sluitende analyse te geven van het expliciet monsterlijke gedrag van Van Nieuwenhuysen als arts in het interneringskamp van september 1941 tot maart 1942. Wat betreft zijn periode als chef-chirurg van de Nederlandsche Ambulance aan het Oostfront vind ik de bewijsvoering van het expliciet foute gedrag wel sterk.

Door rancune en verdriet gedreven ooggetuigenverslagen van gevangenen in een oorlog zijn altijd lastig te beoordelen op objectiviteit. Maar als je de getuigenissen leest (ook van zijn collega’s in het kamp: internist Borst was gedetineerd bijv. en deed na de oorlog voor de rechtbank verslag van het gedrag van vN) zijn er wel constanten die steeds terugkomen in elk verslag. vN was ongeduldig, ruw, kort door de bocht, onverschillig en soms sadistisch bij het behandelen van gedetineerde patiënten. En vooral: door het niet behandelen heeft hij de eed van Hippocrates en de rechten van Nederlandse burgers, die niet tot de strijdkrachten behoren  (al moest de 4e conventie van Geneve nog komen) zwaar geschonden. Zijn lidmaatschap van de NSB met een vroeg nummer, zijn contacten met Van Geelkerken (rechterhand van Mussert) en natuurlijk het feit dat hij uiteindelijk in 1940 lid werd van de Artsenkamer maakt hem natuurlijk wel verdacht. vN stond bekend als een vakkundig chirurg maar ook als stug en gevoelloos. En volgens door de rechtbank na de oorlog geraadpleegde vrienden, was hij hard, weinig tactvol en wraakzuchtig. Het lijkt erop dat deze rancune in oorlogstijd groter werd omdat hij mogelijk onterecht is gedetineerd geweest tijdens de inval van de Duitsers. Hij had dus, zeker na zijn periode als kamparts in Amersfoort, objectief gesproken, een foute signatuur.

Het lijkt erop dat de ongenuanceerde opinie in vooroorlogs Amersfoort van inwoners en autoriteiten dat hij ‘sympathie had voor de Duitsers’ en ‘dus een landverrader was’ hem heeft veranderd. Hij was tijdens de WO1 opgeleid in Berlijn aan de Charité (bij de beroemde professor Bier) in de oorlogschirurgie.  Hij hield daar in de jaren ’20 in Amersfoort enthousiaste lezingen over. Het feit dat hij daarom maar moest worden opgepakt in mei 1940 heeft bij Van Nieuwenhuysen de rancune tegen zijn medeburgers gevoed. De oorzaak van zijn internering was volgens hem zelf ook een verraderlijke streek van zijn artscollega’s uit het ziekenhuis De Lichtenberg waar hij graag directeur wilde worden terwijl hij op slechte voet stond met veel collega’s; zij gunden hem deze functie niet.

De duiding van zijn tijd aan het Oostfront met de Nederlandsche ambulance is sterker wat betreft bewijs.

Door toetreding tot het SS-Vrijwilligers legioen, in een uniform rondlopen met SS insigne in de rang van Hauptsturmführer is zijn (land)verraad evident. Er zijn genoeg bronnen die dit onderstrepen.

Als levensbeschrijving biedt het boek interessant materiaal om enigszins weerstand te bieden tegen de ongenuanceerde meningsvorming over de te zwaar gestrafte ‘kampbeul van Amersfoort’. Schrijnend ook hoe zijn kinderen en zijn vrouw direct na de oorlog tijdens bijltjesdag onterecht de rekening gepresenteerd kregen van de wandaden van hun vader. Het is pijnlijk om te zien dat Nederlanders direct na de oorlog zich ten opzichte van foute Nederlanders precies gedroegen zoals de nazi’s in de oorlog. Of misschien wel erger. In een rechtsstaat en een democratie heeft ook de grootste crimineel recht op een correcte rechtsgang.

Ik onthoud mij hier verder van een oordeel over de gevoelsarme chirurg met een enorme stijgingsdrang, later omgezet in rancune. Zijn woede over de onterechte internering pleit hem overigens niet vrij. Ook in het kamp had hij zich makkelijk anders kunnen gedragen.

Ik zal in mijn bespreking de NTvG lezers vooral het boek aanraden vanwege de medisch-ethische kwesties die in het leven van Van Nieuwenhuysen samenkomen.

Dat zijn er volgens mij 2:

1. mag een arts die de eed van Hippocrates heeft gezworen doelbewust een bevolkingsgroep op basis van afkomst (de vijand van Duitsland) onthouden van gerichte medische zorg (bijv. de  Russische krijgsgevangenen in het kamp) tot de dood er op volgt? Ook al staat de arts onder druk van de Duitse commandant van het kamp: dus onder druk van een repressief systeem dat hij moet gehoorzamen?

Interessant is daarbij dat internist Prof. J G G Borst (1902-1975)   (wilde Peter de Leeuw niet een biografie over hem schrijven: volgens mij zijn leermeester?) als gedetineerde in het kamp getuige was van het optreden van Van Nieuwenhuysen.  In het onderzoek naar vN na de oorlog was Borst eerst getuige à charge: hij bevestigt idd sommige verhalen van gedetineerden dat VN bruut en gevoelloos optrad tegen noodlijdende gevangenen. Bovendien ontbrak het VN als chirurg aan kennis van huisarts en interne geneeskunde, waardoor hij verkeerde besluiten nam over voeding etc.  Na het oordeel van de rechter (20 jaar gevangenissstraf en ontzetting uit beroep van arts) treedt Borst nog een keer op in een later proces maar dan als getuige a decharge. Borst noemt het laten amputeren van twee hoofden van overleden Russische krijgsgevangen door vN en de schedels vervolgens ‘uit wetenschappelijke interesse’ (woorden van vN)  op zijn dokterskamer in het kamp ten toon te stellen, laakbaar. Dat vond ik persoonlijk een hele vreemde stelling van Borst.

2. mag een arts als Nederlands arts en staatsburger die de eed van Hippocrates heeft gezworen, zich doelbewust aansluiten bij de medische troepen van een vreemde mogendheid (in dit geval de vijand van Nederland), de Germaanse SS, trouw aan Hitler zweren en zich richten op het opereren van Duitse gewonde soldaten die vervolgens weer opgelapt naar het front gestuurd worden om verder te vechten. 

Feitelijk hielp volgens de auteurs chef-chirurg  van de Nederlandsche Ambulance vN onder het mom van de Rode Kruis-gedachte direct de gevechtskracht van de Duitsers vergroten. In zijn verweer stelde vN dat hij in Kiev ook Russische burgers opereerde. (Leo van Bergen werd daarvoor ook nog door de auteurs geraadpleegd en die stelt dat de Duitsers zich als beesten gedroegen ten opzichte van de Oekraïners: iedereen was natuurlijk de vijand in de ogen van de Duitsers dus de opmerking van vN is twijfelachtig) 

Stel dat jij benadert zou worden door het Russische Rode kruis nu om in Bachmoet Russische gewonden op te lappen. Zou je dat doen?


Your Header Sidebar area is currently empty. Hurry up and add some widgets.